Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-12-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:332
Zaaknummer
15-576 DH/DH
Inhoudsindicatie
Klacht kennelijk niet-ontvankelijk. Geen rechtstreeks belang.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van 19 november 2015 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag met kenmerk K111 2015 dk/ak, door de raad ontvangen op 20 november 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Verweerder heeft namens P BV, P Vastgoed BV, P Beheer BV en de heer G en mevrouw Van B (tezamen genoemd P), vertegenwoordigd door de heer G en mevrouw Van B, een vaststellingsovereenkomst gesloten met de gemeente Zoetermeer, hierna “de gemeente”. Daarin is vastgelegd dat de gemeente een bedrag van € 22.225,50 zou betalen aan P.
1.3 De gemeente heeft zich bij de betaling van genoemd bedrag op verrekening met een aantal openstaande facturen beroepen, als gevolg waarvan slechts een bedrag van € 3.354,90 is voldaan.
1.4 Verweerder heeft de gemeente vervolgens voorgesteld om het restant bedrag ad € 18.870,51 op de bankrekening van zijn stichting beheer derdengelden te storten met de toezegging dat dat bedrag niet zou worden doorgestort in afwachting van overeenstemming tussen partijen omtrent de verrekening.
1.5 Bij brief van 9 januari 2015 van de advocaat van de gemeente heeft de gemeente toegezegd met dit voorstel te kunnen instemmen onder de voorwaarde dat verweerder zou bevestigen dat het bedrag op de derdengeldenrekening zou blijven staan in afwachting van bericht van de gemeente.
1.6 Verweerder heeft bij e-mail van 9 januari 2015 een bevestiging aan de gemeente gezonden.
1.7 De advocaat van klager, mr. de W, heeft verweerder op 15 januari 2015 om een toelichting gevraagd betreffende het op zijn stichting beheer derdengelden in depot gestorte bedrag.
1.8 Bij brief van 1 mei 2015 heeft de gemachtigde van klaagster zich namens klaagster bij de deken beklaagd over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij:
a. zonder klaagsters toestemming gelden op de derdengeldenrekening heeft verrekend met openstaande facturen van derden;
b. in strijd heeft gehandeld met zijn toezegging aan de advocaat van de wederpartij de gelden op de derdengeldenrekening in depot te houden;
c. heeft geweigerd klaagster en haar advocaat een toelichting te geven over de mutaties die hebben plaatsgevonden op de in depot staande gelden;
heeft geweigerd kopieën toe te sturen van de betreffende facturen.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft aangevoerd dat hij al jaren de advocaat is van mevrouw Van B, die, de laatste jaren met haar partner, de heer G, een zwemschool exploiteerde. De heer B is ook sinds enige tijd cliënt van verweerder, doch niet in zijn hoedanigheid van bestuurder/directeur/gemachtigde van klaagster.
3.2 Verweerder heeft voor mevrouw Van B met de gemeente een schadeclaim afgewikkeld. De regeling heeft hij gesloten voor mevrouw Van B en niet voor klaagster.
3.3 Na ontvangst van de e-mail van de advocaat van klaagster heeft verweerder contact opgenomen mevrouw Van B. Mevrouw Van B vertelde dat de BV, verweerder weet niet welke, om niet op naam van de heer B zou zijn overgedragen en zij aan de kant gezet zou zijn. Verweerder heeft haar toen bericht dat zij een nieuwe advocaat moest zoeken vanwege conflicterende belangen, nu verweerder ook voor de heer B, directeur en gemachtigde van klaagster (maar niet in die hoedanigheid) en zijn echtgenote optrad in andere zaken.
3.4 Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij in de onderhavige kwestie nooit voor klaagster heeft opgetreden. Hij heeft ook geen werkzaamheden voor de heer B in zijn hoedanigheid van directeur van klaagster verricht en is dan ook van mening dat klaagster niet over hem kan klagen, omdat zij geen direct belang heeft bij de klacht.
4 BEOORDELING
4.1 Naar het oordeel van de voorzitter heeft klaagster niet, althans onvoldoende onderbouwd dat zij de rechtsopvolger is van alle natuurlijke en rechtspersonen die verweerder heeft bijgestaan bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst met de gemeente en derhalve rechtstreeks belang heeft bij (de afwikkeling van) die zaak. Klaagster kan daarom niet met succes klagen over de wijze waarop de ter zake door verweerder gestuurde facturen zijn voldaan dan wel de verrekening van die facturen met de derdengelden op zijn bankrekening noch over het feit dat aan hem ter zake geen nader informatie wordt verstrekt..
4.2 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 10 december 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 11 december 2015 per aangetekende post verzonden aan:
- klaagster
en per gewone post aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten Den Haag.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten Den Haag binnen 30 dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85491, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.