Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:318

Zaaknummer

R. 4717/15.27

Inhoudsindicatie

Verzetzaak.

Inhoudsindicatie

De raad onderschrijft de beoordeling van de voorzitter en maakt deze tot de zijne. Het verzet is ongegrond.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 29 januari 2015 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 29 januari 2015 met kenmerk K261 2014, door de raad ontvangen op 29 januari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 12 februari 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad  (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 13 februari 2015 is verzonden aan partijen.

1.4 Bij brief van 22 februari 2015 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 21 september 2015 in aanwezigheid van klaagster en verweerster, alsmede de gemachtigde van verweerster mr.  W., advocaat te L..

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 22 februari 2015.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende  feiten uitgegaan:

2.2 Verweerster heeft klaagster geadviseerd over de proceskansen van een cassatieberoep tegen de beschikking van 13 mei 2014 van het Gerechtshof Amsterdam.

2.3 Op 6 juni 2014 heeft een intakegesprek plaatsgevonden.

2.4 Op 16 en 17 juni 2014 is er uitvoerig telefonisch overleg geweest.

2.5 Bij brief van 24 juni 2014 heeft verweerster klaagster een opdrachtbevestiging gestuurd waarin zij stelt dat klaagster haar de opdracht heeft gegeven te onderzoeken of het mogelijk is cassatie in te stellen tegen de beschikking van 13 mei 2014.

2.6 Bij brief van 26 juni 2014 heeft verweerster klaagster een negatief cassatieadvies gestuurd en heeft zij klaagster voorts bericht dat zij geen cassatieberoep namens klaagster zou instellen.

2.7 Bij brief van 25 september 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij slechts een cassatieadvies heeft uitgebracht, maar heeft geweigerd cassatieberoep in te stellen. Tevens meent klaagster dat verweerster geen toevoeging had mogen aanvragen, althans geen vergoeding voor haar werkzaamheden had mogen ontvangen, nu zij geen cassatieberoep heeft ingesteld.

3.2 In het verzet stelt klaagster dat zij van mening is dat zij verweerster niets schuldig is aangezien verweerster haar werk niet heeft afgemaakt.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 In het verzet is niet gebleken van relevante feiten of omstandigheden die de voorzitter ten tijde van het geven van de bestreden beslissing niet bekend waren.

5.3 De Raad onderschrijft de beoordeling van de klachtonderdelen door de voorzitter en maakt die tot de zijne. Hetgeen klaagster in het verzet heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.

5.4 Het verzet is derhalve ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 november 2015.

griffier voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 november 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.