Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-01-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:10

Zaaknummer

15-267/DB/OB

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Voldoende aannemelijk gemaakt dat in de periode na de goedkeuring van de conceptdagvaarding onderhandelingen met de wederpartij zijn gevoerd om de zaak in der minne te regelen, Daarnaast is een periode van een half jaar niet dusdanig lang, dat daarvan een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. Onder voormelde omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat de zaak onvoldoende voortvarend is aangepakt.

Inhoudsindicatie

Een advocaat behoort zijn cliënt vooraf te informeren over de kosten van het uitbrengen van een dagvaarding en om hem op de hoogte te houden van het al dan niet uitbrengen van de dagvaarding.

Inhoudsindicatie

Klacht (gedeeltelijk) gerond; enkele waarschuwing

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

Beslissing van  11 januari 2016

in de zaak 15-267/DB/OB

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                    

                                        

 

     

     klager

 

 

                      tegen:

 

 

 

            

                      verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 7 augustus 2015 met kenmerk 48/15/004K, door de raad ontvangen op 12 augustus 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken dd. 7 augustus 2015, met bijlagen;

-     de brief van klager, met bijlagen, door de raad ontvangen op 19 oktober 2015.

 

 

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1       Verweerder heeft klager bijgestaan in een alimentatieprocedure in eerste aanleg en in hoger beroep. Het gerechtshof heeft op 22 september 2009 arrest gewezen.

2.2       Klager heeft  in  2010 verweerder verzocht een schadevordering in te stellen wegens door de wederpartij aan hem toegebracht psychisch leed. Verweerder heeft klager gewezen op de risico’s van een dergelijke procedure en hem bericht geen mogelijkheden te zien de procedure met succes voor klager te voeren.

2.3       Verweerder heeft klager voorts in 2011-2013  bijgestaan in de kwestie betreffende de terugvordering van de door klager onverschuldigd betaalde alimentatie.

2.4       Klager heeft per e-mails dd. 31 maart, 27 juni, 13 juli, 28 juli, 15 augustus, 3 oktober 2011 en bij brief van 6 juli 2012 naar de stand van zaken in zijn zaak geïnformeerd.

2.5       Verweerder heeft per e-mail dd. 14 en 17 september 2012 aan klager een conceptbrief bestemd voor de wederpartij toegezonden, strekkende  tot terugbetaling van op grond van het arrest van het gerechtshof dd. 22 september 2009 door klager verrichte onverschuldigde betalingen

2.6       Klager heeft per e-mail dd. 27 september 2012 gevraagd of de wederpartij had gereageerd op de brief van verweerder. Verweerder antwoordde per e-mail dd. 27 september 2012 als volgt : “Ik heb geen enkele reactie of betaling van wederpartij mogen ontvangen. Graag verneem ik dan ook van u of ik een gerechtelijke procedure dien op te starten”. Klager heeft hierop per e-mail dd. 27 september 2012 als volgt geantwoord:: “Als er een grote kans van slagen is zoals u toen gezegd had kunt u de procedure in gang zetten. Als het verlooptermijn tenminste niet is overschreden.”

2.7       Verweerder heeft per e-mail dd. 5 december 2012 een concept dagvaarding aan klager toegezonden. Klager heeft per e-mail dd. 6 december 2012 bericht akkoord te gaan met de dagvaarding.

2.8       Klager heeft per e-mail dd. 13 juni 2013 geïnformeerd naar de stand van zaken in zijn zaak. Klager heeft zich eind 2013 tot een andere advocaat gewend.

2.9       Klager heeft op 10 januari 2015 een klacht bij de deken ingediend.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

 

1.    niet voortvarend te werk is gegaan;

2.    klager onvoldoende op de hoogte heeft gehouden over het verloop van de zaak.

 

4          VERWEER

4.1      Na een voor klager goed verlopen alimentatieprocedure, welke is afgerond in september 2009,  wenste klager een schadevergoeding wegens aan hem toegebracht psychisch leed op de wederpartij te verhalen. Het is juist dat verweerder in die periode wegens persoonlijke omstandigheden minder goed  bereikbaar is geweest.

4.2      Na diverse besprekingen met klager is verweerder tot de conclusie gekomen dat het twijfelachtig was om met succes een schadevergoeding wegens psychisch leed te kunnen vorderen. Bovendien zou een dergelijke procedure hoge kosten voor klager met zich meebrengen (klager kon niet op basis van een toevoeging procederen) en wederom een psychische belasting voor klager zijn.

4.3      Klager heeft zijn klacht ter zake  de kwestie betreffende schadevergoeding wegens psychisch leed te laat ingediend. Het laatste contact tussen verweerder en klager in deze zaak is in 2010 geweest.

4.4      Omdat verweerder het met klager eens was dat de proceshouding van de wederpartij onjuist was en daardoor belastend voor klager, heeft verweerder besloten de afsluitende declaratie niet aan klager te verzenden.  

4.5      In de kwestie betreffende de onverschuldigd betaalde alimentatie heeft verweerder klager bij schrijven dd. 17 juni 2013 over de stand van zaken geïnformeerd. Verweerder heeft klager geadviseerd, gelet op het geringe verschil met de door klager ingestelde vordering, om in te gaan op het aanbod van de wederpartij om een bedrag ad € 1.650,- te betalen.

 

5        BEOORDELING

5.1      De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten en bezwaren die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidde tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van de gewijzigde Advocatenwet. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt derhalve de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

 

5.2      De raad is van oordeel dat klager ontvankelijk is in zijn klacht. De raad volgt verweerder niet in zijn stelling dat de klacht enkel betrekking heeft op de in 2010 afgeronde kwestie betreffende de vordering tot schadevergoeding  wegens psychisch leed. Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is voldoende aannemelijk geworden dat de klacht tevens betrekking heeft op de zaak betreffende de onverschuldigd betaalde alimentatie, waarin verweerder klager in de periode van 2011-2013 heeft bijgestaan. De werkzaamheden van verweerder zijn medio 2013 geëindigd. Klager heeft zijn klacht in januari 2015 en derhalve tijdig ingediend.

 

            Ad klachtonderdeel 1:

 

5.3       De raad heeft begrepen dat dit klachtonderdeel met name betrekking heeft op de periode vanaf december 2012. Verweerder heeft klager in december 2012 een conceptdagvaarding toegezonden, welke door klager in december 2012 is goedgekeurd. Verweerder heeft ter zitting van de raad voldoende aannemelijk gemaakt dat hij in de periode daarna onderhandelingen met de wederpartij heeft gevoerd om de zaak in der minne te regelen, welk overleg heeft geleid tot een aanbod van de wederpartij om tot terugbetaling van een bedrag ad € 1650,- over te gaan. Vast staat dat de wederpartij in januari 2014 een bedrag ad € 1650,- op de derdengeldrekening van de opvolgende advocaat heeft overgemaakt. Daarnaast is de raad van oordeel dat een periode van een half jaar niet dusdanig lang is, dat hiervan een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. Onder voormelde omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat verweerder de zaak onvoldoende voortvarend heeft aangepakt.

 

            Ad klachtonderdeel 2:

 

5.4       Het tweede onderdeel van de klacht heeft betrekking op de communicatie van verweerder met klager. Door klager zijn vele emails overgelegd, waaruit blijkt dat hij in 2011 en 2012 veelvuldig bij verweerder heeft geïnformeerd naar de stand van zaken in zijn dossier betreffende de terug te vorderen alimentatie. Van reacties daarop zijdens verweerder is niet gebleken. Vast staat voorts dat klager de in december 2012 aan hem toegezonden conceptdagvaarding heeft goedgekeurd en heeft verzocht deze uit te brengen. Verweerder stelt dat de dagvaarding niet is uitgebracht, omdat met klager een discussie is ontstaan over de daaraan verbonden kosten. Klager betwist dat een discussie over de kosten heeft plaatsgevonden en uit de aan de raad overgelegde stukken is dit niet gebleken. Het had op de weg van verweerder gelegen klager vooraf te informeren over de kosten van het uitbrengen van een dagvaarding en om hem op de hoogte te houden van het al dan niet uitbrengen van de dagvaarding. Verweerder had dit, om misverstanden te voorkomen, schriftelijk behoren vast te leggen. Daarvan is echter niet gebleken.

 

5.5       Door klager in het ongewisse te laten over de voortgang in het dossier heeft verweerder niet gehandeld zoals van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht. De raad zal onderdeel 2 van de klacht gegrond verklaren en acht de maatregel enkele waarschuwing passend en geboden.

 

5.6       De raad ziet in de omstandigheden van de onderhavige zaak onvoldoende grond om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de kosten aan de Nederlandse Orde van Advocaten ex artikel 48 lid 6 tweede deel Advocatenwet.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond;

-        verklaart klachtonderdeel 2 gegrond;

-        legt aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op;

-        bepaalt dat verweerder het griffierecht van EUR 50 vergoedt aan klager;

-        bepaalt dat verweerder van de kosten van klager, bedoeld in artikel 48, zesde lid, eerste gedeelte, Advocatenwet, een bedrag van EUR 25 aan reiskosten vergoedt aan klager;

-        bepaalt dat bovenbedoelde bedragen door verweerder aan klager worden voldaan  binnen één maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing.

         

          Aldus gewezen door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. R.G.  Gebel, L.R.G.M. Spronken, A. Groenewoud en E.J.P.J.M. Kneepkens , leden, bijgestaan door mr.  I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 januari 2016.

 

            Griffier                                                                       Voorzitter

 

             Deze beslissing is in afschrift op 11 januari 2016

 

verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voor zover deze ongegrond is verklaard tevens door

-      klager

-        de deken van de orde van advocaten te Zeeland-West-Brabant

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl