Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-01-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:5

Zaaknummer

OB 87- 2015

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Ongegronde klacht bewindvoerder tegen advocaat onderbewindgestelde.  Verweerder is niet gehouden zonder opdracht de bewindvoerder te adviseren. Het is aan de bewindvoerder om actie te ondernemen na ontvangst van een dagvaarding.

Uitspraak

Beslissing van 4 januari 2016                          

in de zaak OB 87-2015

naar aanleiding van de klacht van

 

            

klager

 

tegen:

 

verweerder

 

 

1.         Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 2 juni 2015 met kenmerk 48/14/175k, door de raad ontvangen op 3 juni 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 november 2015 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken van 2 juni 2015;

-     de stukken genummerd 1 t/m 7 genoemd in de brief van de deken.

 

 

2.         FEITEN

2.1      Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2      Klager is bestuurder van L.BV (hierna: de BV). De BV is benoemd als beschermingsbewindvoerder van de heer De G.

2.3      De heer De G. huurt een woning. Op 26 juni 2014 heeft de verhuurder van de woning de BV laten weten dat de politie een hennepkwekerij heeft aangetroffen in de woning van de heer De G. De verhuurder wenste de huurovereenkomst met de heer De G. te beëindigen.

2.4      De heer De G., die rond diezelfde tijd verweerder had ingeschakeld voor een strafrechtelijke kwestie, heeft verweerder tevens advies gevraagd over de door de verhuurder aangekondigde beëindiging van de huurovereenkomst. Verweerder heeft dit gemeld aan de BV en contact gezocht met de verhuurder. Verweerder wilde onder meer het huurcontract inzien om te kunnen adviseren. Het huurcontract is uiteindelijk door de BV aan verweerder verstrekt.

2.5      Op 17 juli 2014 heeft de verhuurder per e-mail aan verweerder laten weten dat de gerechtelijke procedure tot ontruiming van de woning zal worden gestart. De e-mail was in kopie (cc) aan de BV gestuurd.

2.6      In juli/augustus 2014 is de BV in haar hoedanigheid als bewindvoerder van de heer De G. gedagvaard door de verhuurder om ontruiming van de woning van de heer De G. te bewerkstelligen.

2.7      De kantonrechter heeft de ontruimingsvordering bij verstek toegewezen. Het verstekvonnis is op 11 september 2014 betekend bij de BV. Na contact met verweerder is het de BV duidelijk geworden dat noch de heer De G., noch verweerder een dagvaarding hebben ontvangen.

2.8      Op verzoek van de heer De G. is op 25 november 2014 een klacht tegen de BV ingediend bij de Branchevereniging Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders. De klacht is op 13 januari 2015 gegrond verklaard.

2.9      Bij brief van 13 december 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

 

3.         Klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet door:

a)            te verzuimen zich tot de bewindvoerder te wenden toen de onderbewindgestelde zich tot verweerder had gewend voor rechtsbijstand;

b)            te verzuimen aan de bewindvoerder expliciet en overduidelijk mededeling te doen van het belang voor de onderbewindgestelde om het op een procedure te laten aankomen;

c)            te verzuimen de bewindvoerder te wijzen op de gevolgen van de uitspraak van de Hoge Raad 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525).

 

 

4.         VERWEER

4.1      Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht, dan wel daar geen belang bij heeft nu klager in de hoedanigheid van bestuurder van de BV niet zijn cliënt was, maar de heer De G. Nu verweerder steeds in het belang van de heer De G. heeft gehandeld, heeft klager geen belang bij zijn klacht. Ter zitting heeft verweerder dit primaire verweer ingetrokken.

4.2      Verweerder heeft voorts inhoudelijk gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht welk verweer voor zover relevant hierna aan de orde komt.

 

5.         BEOORDELING

5.1      De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 ingrijpend gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Klachtonderdeel a)

5.2      In klachtonderdeel a) beklaagt klager zich erover dat verweerder zich niet tot hem heeft gewend toen de heer De G. zich tot hem wendde. Dit klachtonderdeel mist feitelijke grondslag. De heer De G. heeft verweerder verzocht om juridisch advies met betrekking tot zijn huurproblemen. Verweerder heeft het kantoor van klager van meet af aan ingelicht over zijn rol. Onweersproken heeft verweerder gesteld dat het kantoor van klager hem heeft medegedeeld dat het de heer De G. vrijstaat zich te laten bijstaan door een advocaat. Verweerder heeft het kantoor van klager voorts op de hoogte gesteld van de strekking van zijn advisering: een brief sturen aan de verhuurder waarin de verhuurder wordt bewogen een langere ontruimingstermijn in acht te nemen. Verweerder heeft zich dus wel degelijk gewend tot de bewindvoerder.

5.3      Klachtonderdeel a) is ongegrond bij gebrek aan feitelijke grondslag.

Klachtonderdeel b)

5.4      Uit het klachtdossier blijkt dat de advisering van verweerder gericht was op het verlengen van de ontruimingstermijn en het voorkomen van een procedure. Nergens blijkt uit dat verweerder heeft geadviseerd een procedure te starten of de zaak op een procedure te laten aankomen.

5.5      Voor zover klager met zijn klachtonderdeel bedoelt dat verweerder hem er op had moeten wijzen dat het in het belang van de heer De G. was om in de door de verhuurder begonnen ontruimingsprocedure in rechte te verschijnen, geldt het volgende.

5.6      De verhuurder heeft (terecht, gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525) de BV als bewindvoerder gedagvaard. De dagvaarding is uitsluitend aan de BV gericht, niet aan de heer De G. in persoon. Dit was voor de BV duidelijk kenbaar uit de dagvaarding. De BV heeft de heer De G. noch verweerder ingelicht over de dagvaarding. Het was voor verweerder dus niet mogelijk de dagvaarding te kennen, laat staan daarover te adviseren. Het had op de weg van de BV gelegen om bij verweerder melding te doen van de dagvaarding en, indien de BV dat zou hebben gewild, advies te vragen. Of klager wel of niet op de hoogte was van de uitspraak van de Hoge Raad is in deze niet relevant. Het had, zeker nu hij professioneel bewindvoerder is, op zijn weg gelegen te handelen naar aanleiding van de betekende dagvaarding.

5.7      Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder is geen sprake. Klachtonderdeel b) is ongegrond.

Klachtonderdeel c)

5.8      Met klachtonderdeel c) beklaagt klager zich erover dat verweerder hem niet heeft gewezen op de gevolgen van de meergenoemde uitspraak van de Hoge Raad van 7 maart 2014. In die uitspraak is bepaald dat rechten uit een huurovereenkomst gelden als onder bewind gestelde goederen en dat de bewindvoerder als procespartij kan verschijnen als de onderbewindgestelde in rechte is betrokkenen. Ook heeft de Hoge Raad geoordeeld dat wederpartij die bekend is met de onderbewindstelling de bewindvoerder in rechte moet betrekken en niet de onderbewindgestelde. Nog daargelaten dat klager als professionele bewindvoerder de uitspraak en gevolgen daarvan zou behoren te kennen, valt niet in te zien op grond van welke verplichting verweerder klager hierover had moeten inlichten of adviseren. Klager heeft verweerder immers niet als advocaat ingeschakeld, dat heeft de heer De G. gedaan – met instemming van de BV. Als klager of de BV juridisch advies over zijn taken en bevoegdheden had gewild, dan had hij verweerder of een andere advocaat kunnen inschakelen. Van verweerder kan niet worden verwacht dat hij eigenmachtig instructies verstrekt of adviezen verschaft aan klager of aan de BV.

5.9      Ook klachtonderdeel c) is ongegrond.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht ongegrond.

 

De raad is als volgt samengesteld: mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. J.H. Bennaars, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 januari 2016 .

 

Griffier                                                                                                        Voorzitter

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 5 januari 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

-       klager

-       verweerder

en per gewone post aan:

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant   

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-       klager

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.