Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-01-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:12

Zaaknummer

15-303/DB/L/D - 15-369/DB/L/D - 15-459/DB/L/D

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Advocaat heeft ondanks rappels niet gereageerd op brieven van de deken, waardoor de deken in zijn toezichthoudende taak wordt belemmerd en een voortvarende klachtbehandeling wordt gefrustreerd.

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar gegrond. Maatregel: schrapping.

Inhoudsindicatie

Advocaat voorts veroordeeld tot betaling kosten aan de Nederlandse Orde van Advocaten, zoals bedoeld in artikel 48 lid 6 tweede gedeelte Advocatenwet, begroot op € 1000,=.

Uitspraak

 

             

 

Beslissing van  4  januari 2016

 

in de zaken          15-303/DB/L/D

                              15-369/DB/L/D

                              15-459/DB/L/D

 

 

naar aanleiding van de bezwaren van:

 

                    

                     

 

 

     

     De deken

 

 

                      tegen:

 

 

 

             

                      verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brieven aan de raad van 25 augustus, 9 september 2 en 14 oktober  2015, met kenmerk K 15-078, K 15-092, K 15-106 en K 15-044, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg bezwaren tegen verweerder ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Partijen zijn bij brieven dd. 1 september (voorlopig) en 9 oktober (definitief) 2015 opgeroepen voor een mondelinge behandeling van de bezwaren van de deken op 9 november 2015 .Ter zitting zijn de deken en verweerder verschenen. Verweerder heeft ter zitting een verzoek tot wraking ingediend tegen mrs. W.E.A. Gimbrere-Straetmans, E.J.P.J.M. Kneepkens, R.G. Gebel en A. Groenewoud. De voorzitter heeft de mondelinge behandeling, in afwachting van een beslissing op het verzoek tot wraking, geschorst. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      Het verzoek tot wraking (bij de raad bekend onder referentienummer 15-532/DB/LI) is bij beslissing van de raad dd. 30 november 2015 afgewezen.

1.4      De raad heeft na de beslissing op het verzoek tot wraking van verweerder in het algemeen belang de voortzetting van de mondelinge behandeling van de bezwaren van de deken zo spoedig mogelijk vastgesteld. Partijen zijn door de griffier per e-mail en per brief dd. 1 december 2015 opgeroepen voor de voortzetting van de mondelinge behandeling op 14 december 2015. Klager heeft de raad per e-mail dd. 3 december 2015, zonder opgave van redenen,  bericht verhinderd te zijn om op 14 december 2015 de zitting van de raad bij te wonen. De griffier heeft verweerder per e-mail dd. 3 december 2015 verzocht de reden van verhindering aan de raad te berichten, onder overlegging van bewijsstukken daarvan. Verweerder heeft de raad per e-mail dd. 9 december 2015 bericht op 14 december 2015 om 12.00 uur niet ter zitting van de raad te kunnen verschijnen wegens een getuigenverhoor op maandag 14 december 2015 bij de rechtbank Limburg, locatie Roermond om 13.00 uur., 13.45 uur en 14.30 uur. De griffier van de raad heeft verweerder hierop per e-mail dd.10 december 2015 bericht dat, gelet op de verhindering van verweerder, het tijdstip van de mondelinge behandeling was verplaatst naar 17.00 uur. Verweerder heeft op maandag 14 december 2015 om 14.20 uur per e-mail aan de griffie van de raad bericht wegens ziekte aan zijn zijde niet ter zitting te kunnen verschijnen. Verweerder schreef het weekend voorafgaand aan de zitting met een medisch probleem te zijn geconfronteerd, dat het voor hem niet mogelijk maakte om bij de zitting aanwezig te zijn. Verweerder wenste om privacy redenen in dat kader niet meer toe te lichten. De griffier heeft verweerder per e-mail dd. 14 december 2015 om 15.17 uur bericht dat de raad in zijn email van 14 december 2015 geen aanleiding zag om de mondelinge behandeling aan te houden en dat verweerder ter zitting van de raad om 17.00 uur werd verwacht.

1.5      De  raad heeft de mondelinge behandeling van de bezwaren van de deken ter zitting van 14 december 2015 om 17.00 uur voortgezet. De deken was ter zitting aanwezig. Verweerder is ter zitting niet verschenen. Van de mondelinge behandeling is een proces verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennis genomen van:

- de brieven van de deken dd. 25 augustus, 9 september 2 en 14 oktober  2015, met bijlagen;

- de e-mails dd. 3, 9 en 14 december 2015 van verweerder.

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de bezwaren van de deken wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

In klachtzaak 15-303/DB/L/D :

 

2.1      Verweerder heeft niet gereageerd op de brieven van de deken dd. 3 en 24 juni 2015 waarbij de deken verweerder verzocht om in het kader van de financiële afwikkeling van een door mr. X van verweerder overgenomen zaak, de door mr. X gevraagde declaratiespecificaties aan de deken te doen toekomen, waardoor mr. X zich genoodzaakt heeft gezien een procedure jegens verweerder aanhangig te maken.

 

2.2      Verweerder heeft nagelaten te reageren op de brieven van de deken dd. 23 juli en 11 augustus 2015, waarin hij verweerder verzocht te reageren op het verzoek van zijn cliënten H om financiële verantwoording in hun zaak.

 

2.3      Verweerder heeft niet gereageerd op de brieven van de deken dd. 23 juli 2015 en 11 augustus 2015 waarin hij verweerder verzocht om te reageren op een klacht van de hoofdofficier van justitie tegen verweerder dd. 21 juli 2015.

 

In klachtzaak 15-369/DB/L/D :

 

2.4  Verweerder heeft niet gereageerd op brieven van de deken dd. 16 juli en 20 augustus 2015, waarin de deken verweerder verzocht te reageren op een brief van de President van de rechtbank Limburg, waarin deze zich beklaagt over het optreden van verweerder.

 

In klachtzaak 15-459/DB/L/D :

 

2.6     Verweerder heeft niet gereageerd op brieven van de deken dd. 20 mei, 9 en 16 september 2015, waarin de deken verweerder verzocht om te reageren op de klacht van de heer S.

 

3          bezwaren

3.1      De bezwaren van de deken houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 

verweerder brieven van de deken ook na herhaalde rappels onbeantwoord heeft gelaten, waardoor de deken in zijn toezichthoudende taak wordt belemmerd en een voortvarende klachtbehandeling wordt gefrustreerd.

 

4          BEOORDELING

4.1      De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. De onderhavige bezwaren van de deken zijn na 1 januari 2015 bij de raad ingediend en worden daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van de gewijzigde Advocatenwet. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt derhalve de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

 

4.2      In de Advocatenwet is aan de deken onder meer opgedragen onderzoek te doen naar elke bij hem ingediende klacht. Gedragsregel 37 bepaalt dat bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt, de advocaat tegen wie het onderzoek of de controle is gericht, verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken, zonder zich op zijn geheimhoudingsplicht te kunnen beroepen, behoudens bijzondere gevallen.

4.3      Verweerder heeft in alle door de deken in de klachtzaken 15-303, 15-369 en 15-459 naar voren gebrachte zaken nagelaten te reageren op verzoeken van de deken om te reageren op meerdere bij de deken tegen verweerder ingediende klachten. De deken heeft verweerder herhaaldelijk gerappelleerd, maar desondanks is verweerder in gebreke gebleven op de verzoeken van de deken te reageren. Verweerder heeft hierdoor de deken belemmerd in diens taakuitoefening om elke bij hem ingediende klacht te onderzoeken, hetgeen verweerder tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.

 

 

5          MAATREGEL

5.1      Verweerder heeft de deken belemmerd in zijn taakuitoefening onderzoek te doen naar meerdere bij de deken  tegen verweerder ingediende klachten, waaronder klachten van de President van de rechtbank Limburg en de Hoofdofficier van Justitie in het arrondissement Limburg. Aldus maakt verweerder ieder onderzoek naar mogelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen onmogelijk en onttrekt hij zich aan het toezicht van de deken. Het belemmeren van de deken in zijn taakuitoefening tot het verrichten van tuchtrechtelijk onderzoek rechtvaardigt op zich al een zware tuchtrechtelijke maatregel.

5.2      De onderhavige bezwaren staan echter niet op zichzelf. Verweerder is in het verleden meermaals voor vergelijkbaar tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen tuchtrechtelijk veroordeeld, waarbij aan verweerder onder meer voorwaardelijke en onvoorwaardelijke schorsingen zijn opgelegd.

5.3      De ernst van de aan verweerder te maken tuchtrechtelijke verwijten en het tuchtrechtelijk verleden van verweerder in aanmerking genomen, vormt een verdere uitoefening van de praktijk door verweerder een zodanig aanzienlijk risico voor de behartiging van de belangen van huidige en toekomstige cliënten van verweerder, dat het vertrouwen in de advocatuur ernstig zou worden ondermijnd. Cliënten moeten er op kunnen vertrouwen dat de deken zijn toezichthoudende taak op een juiste wijze kan uitoefenen. Verweerder maakt echter onmogelijk dat tuchtrechtelijk onderzoek naar zijn handelen kan worden ingesteld.  Zoals hiervoor is overwogen blijkt uit het tuchtrechtelijk verleden van verweerder  dat verweerder bij herhaling de voor hem geldende regels heeft overtreden. De raad heeft gelet op de houding van verweerder, waarbij hij ieder tuchtrechtelijk onderzoek naar zijn handelen onmogelijk maakt, niet het vertrouwen dat verweerder de voor de beroepsuitoefening van advocaten geldende regels in acht zal nemen.

 

5.4      De raad zal op grond van het bovenstaande aan verweerder de maatregel van schrapping van het tableau opleggen, waarbij naar het oordeel van de raad het door art. 46 Advocatenwet beschermde maatschappelijk belang vordert dat deze schrapping openbaar wordt gemaakt op de wijze zoals bedoeld in art. 48 lid 5 met toepassing van art. 8 lid 1 sub j Advocatenwet.

             

6        KOSTENVEROORDELING

6.1     De raad ziet aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de bezwaren van de deken in de klachtzaken 15-303; 15-369; 15-459  gegrond;

-        legt aan verweerder de maatregel van schrapping op, ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

-        beveelt dat het enkele feit van deze schrapping openbaar wordt gemaakt op de wijze zoals voorzien in art. 8 lid 1 onder j Advocatenwet.

 

Aldus gewezen door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. R.G. Gebel, E.J.P.J.M. Kneepkens, L.J.G. De Haas en A. Groenewoud , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 januari 2016.

 

Griffier                                                                     Voorzitter

            

              

 

              Deze beslissing is in afschrift op 5 januari 2016

 

verzonden aan:

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-        het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        de deken van de orde van advocaten te Limburg

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl