Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-01-2016

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2016:263

Zaaknummer

150064

Inhoudsindicatie

Het hof bekrachtigt het oordeel van de raad dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door, alvorens klager (zijnde een advocaat) als getuige op te roepen, geen overleg met de deken te plegen (strijd met Gedragsregel 20), door na te laten de door het Hof vastgestelde taxe aan klager te voldoen (strijd met Gedragsregel 32) en door niet naar behoren met klager te communiceren. Gegrond. Mede gelet op tuchtrechtelijk verleden schorsing van 8 weken, waarvan 4 voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde betaling van taxe aan klager.

Uitspraak

Beslissing

van 18 januari 2016   

in de zaak 150064

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 24 augustus 2015, onder nummer ZWB13-2015, aan partijen toegezonden op 25 augustus 2015, waarbij naar aanleiding van een klacht van klager tegen verweerder het volgende is beslist:

-    verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder de maatregel op van schorsing in de uitoefening van zijn praktijk voor de duur van acht weken;

-    stelt met toepassing van artikel 48b Advocatenwet als bijzondere voorwaarde dat verweerder de aan klager toekomende taxe ten bedrage van € 1.790,-- binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klager voldoet;

-    bepaalt dat van de aan verweerder opgelegde schorsing vier weken niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder binnen de hierna te vermelden proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging of de onder 2 gestelde voorwaarde niet heeft nageleefd;

-    stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde gaat.

-    bepaalt dat het onvoorwaardelijk gedeelte van de schorsing ingaat één maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat de schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen en dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;

-     beveelt dat het enkele feit van de schorsing door de deken binnen het arrondissement openbaar zal worden gemaakt op de aldaar gebruikelijke wijze zodra deze onherroepelijk is geworden.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2015:172.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 21 september 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van klager.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 23 november 2015, waar klager en verweerder zijn verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij: 

1.     gedragsregel 20 heeft overtreden

2.       gedragsregel 32 heeft overtreden

3.      niet reageert op redelijke verzoeken van klager om contact.

3.2    Toelichting:

Ad 1:

Verweerder heeft klager als getuige opgeroepen zonder dat hij vooraf overleg heeft gepleegd met de deken. Op basis van gedragsregel 20 had verweerder dat wel moeten doen.

Ad 2:

Verweerder heeft ondanks herhaalde verzoeken nagelaten om de door de rechter vastgestelde taxe te betalen aan de opgeroepen getuigen. Aldus heeft verweerder gehandeld in strijd met gedragsregel 32.

Ad 3:

Klager heeft herhaaldelijk op diverse manieren (per brief, per e-mail en telefonisch) geprobeerd om contact te krijgen met verweerder, maar verweerder reageert niet.

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

   

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. Het hof heeft voorts moeten vaststellen dat verweerder nog immer niet voor betaling van de aan klager toekomende taxe heeft zorggedragen.

5.2    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd waarbij  de ingangsdatum van de schorsing wordt vastgesteld op 1 februari 2016.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 24 augustus 2015, gewezen onder nummer ZWB13-2015 en bepaalt dat de schorsing ingaat op 1 februari 2016.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. J.R. Krol, A.D.R.M. Boumans, G.J.L.F. Schakenraad en E.M. Soerjatin, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M.J. Gijzen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2016.

 

griffier        voorzitter                     

         

De beslissing is verzonden op 18 januari 2016.