Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-01-2016

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2016:5

Zaaknummer

7581

Inhoudsindicatie

Hoger beroep tegen een beslissing van de raad van displine tot ongegrondverklaring van het verzet tegen een beslissing van de voorzitter van de raad waarbji een klacht als kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen. Artikel 46h lid 4 (thans lid 7) Advocatenwet biedt niet de mogelijkheid om in hoger beroep te komen. Klager is daarom niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Uitspraak

Beslissing

van 8 januari 2016   

in de zaak 7581

 naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 7 april 2014, nummer 13-221, aan partijen toegezonden op 7 april 2014, waarbij van een klacht van klager tegen verweerster het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 25 september 2013 ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2014:91.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Op 15 april 2014 (op 16 april 2014 ter griffie van het hof ontvangen) heeft klager een “verzetschrift” ingediend tegen de eerder genoemde beslissing van de raad van 7 april 2014. Dit “verzet” is door een administratief misverstand eerst op 25 juni 2015 in behandeling genomen en als beroep aangemerkt.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de beslissing van de voorzitter van de raad van 25 september 2013;

-    het verzetschrift van klager van 1 oktober 2013, ontvangen door de griffie van de raad op 3 oktober 2013;

-    de brief van verweerster aan het hof van 15 oktober 2015;

-    de brief van klager aan het hof van 16 oktober 2015.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 6 november 2015, waarbij klager is verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    in hoger beroep de wederpartij van klager te vertegenwoordigen, in de wetenschap dat haar opdrachtgever geen bevoegd rechtspersoon in de kwestie was;

b)    hierdoor het mediationcontract te schenden.

4    DE BEOORDELING

4.1        Artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de Raad van Discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet, gedaan tegen een beslissing van de voorzitter van die raad waarbij een klacht als kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen.

4.2    Dit betekent dat de Advocatenwet aan klager niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen van de bestreden beslissing van de raad.

4.3    Het beroep van klager is daarom niet-ontvankelijk.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 7 april 2014 gewezen onder nummer 13-221.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, T.H. Tanja-van den Broek, L. Ritzema en V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2016.

griffier    voorzitter        

                  

De beslissing is verzonden op 8 januari 2016.