Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-01-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:9

Zaaknummer

15-100A

Inhoudsindicatie

Ongegronde klacht. Niet is gebleken dat verweerder zich tijdens de zitting tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen.

Uitspraak

Beslissing van 11 januari 2016

in de zaak 15-100A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

    

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 16 april 2015 met kenmerk 4014-0662, door de raad ontvangen op 17 april 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is gezamenlijk behandeld met de klacht tegen mr. B. met zaaknummer 15-034A ter zitting van de raad van 17 november 2015 in aanwezigheid van verweerder en mr. B., bijgestaan door haar gemachtigde. Klager heeft de raad voorafgaand aan de zitting bericht niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 13 van de bij die brief gevoegde inventarislijst. Tevens heeft de raad kennis genomen van de e-mails van klager van 9 en 11 november 2015 en de brief van verweerder van 10 november 2015.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Mr. B., voormalig kantoorgenote van verweerder, heeft klager in 2012 bijgestaan in twee overleveringsprocedures. In dat kader heeft onder meer op 16 maart 2012 een zitting plaatsgevonden bij de rechtbank Amsterdam. Verweerder heeft mr. B. tijdens die zitting als patroon terzijde gestaan. Bij uitspraak van 16 maart 2012 heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot het in behandeling nemen van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) ten laste van klager. Hiertoe heeft de rechtbank het volgende overwogen:

“Nu de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft laten weten niet langer op de verzochte overlevering aan te dringen, moet zij geacht worden het EAB te hebben ingetrokken. Daarmee is de grondslag aan de vordering tot het in behandeling nemen van dat EAB komen te ontvallen. De rechtbank zal de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk in die vordering verklaren.” 

2.3    Bij brief van 6 augustus 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij klager tijdens de zitting op 16 maart 2012 (opzettelijk) niet heeft verdedigd, waardoor klager geen beroep meer kan doen op schadevergoeding.

4    VERWEER

4.1    Verweerder voert aan dat zijn rol tijdens de zitting beperkt was. Hij heeft mr. B. slechts van advies en begeleiding voorzien, onder meer omdat de relatie met klager moeizaam verliep. Verweerder heeft inhoudelijk geen enkele bijdrage aan de zaak geleverd, in negatieve noch positieve zin. De tijd die verweerder aan de zaak heeft besteed betrof voornamelijk het meedenken met mr. B. om een zo goed mogelijk resultaat voor klager te behalen en het meegaan naar de zitting.

 

5    BEOORDELING

5.1    De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    De raad is van oordeel dat, mede gelet op hetgeen verweerder heeft aangevoerd, op geen enkele wijze is komen vast te staan dat verweerder zich tijdens de zitting van 16 maart 2012 tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen. De klacht is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. S. van Andel, A. de Groot, S. Wieberdink en M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 januari 2016.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 januari 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

en per gewone post aan:

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager 

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl