Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:315

Zaaknummer

7526

Inhoudsindicatie

Grievende uitlatingen door advocaat aan adres van (inmiddels) voormalig deken. Dat de advocaat aangeeft dat met de huidige deken goed is te spreken maakt niet dat de verwijtbaarheid van zijn gedrag is komen te ontvallen. Ter zitting nog steeds geen afstand genomen van de grievende uitlatingen jegens de voormalig deken.

Uitspraak

Beslissing van 20 november 2015

in de zaak 7526           

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

de deken

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (verder: de raad) van 20 april 2015, onder nummer R.4647/14.232, aan partijen toegezonden op 21 april 2015, waarbij een bezwaar van de (voormalige) deken tegen verweerder gegrond is verklaard en aan verweerder de maatregel van een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van zijn praktijk voor de duur van één maand is opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2015:196.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 14 mei 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van de deken.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 25 september 2015, waar de (opvolgend) deken en verweerder zijn verschenen. Verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    HET DEKENBEZWAAR

Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zich op onnodig grievende wijze heeft uitgelaten over de deken door vergelijkingen te treffen met “de grote terreur uit de periode 1936-1938” en met het Nazi-regime.

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.   

5.2    De grieven van verweerder tegen de beslissing van de raad, voor zover ter zitting nog gehandhaafd (betreffende de opgelegde maatregel), worden verworpen. Het hof overweegt daarbij dat verweerder ter zitting geen afstand heeft genomen van de grievende uitlatingen jegens de vorige deken. Het hof gaat voorbij aan verweerders stelling dat met de huidige deken ‘goed is te spreken’, nu de uitlatingen aan het adres van de vorige deken zijn gedaan. Daarbij komt dat, zoals ook door de (huidige) deken ter zitting is aangegeven, de verwijtbaarheid van het gedrag van verweerder niet is komen te ontvallen.

5.3    Gelet op de aard en ernst van de uitlatingen door verweerder aan het adres van de toenmalige deken, het herhaalde ongewenste gedrag jegens die deken, zoals blijkt uit verweerders tuchtrechtelijk verleden en het feit dat verweerder geen afstand heeft genomen van zijn uitlatingen, acht het hof de door de raad opgelegde maatregel passend en geboden.

5.4    De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

   

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag  van 20 april 2015, gewezen onder nummer R.4647/14.232.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.B.A.P.M. Ficq, M.L. Weerkamp en R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M.J. Gijzen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2015.

griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 20 november 2015.