Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-01-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:14

Zaaknummer

15-407/DB/LI/D

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft jarenlang en stelselmatig in toevoegingszaken reiskosten dubbel gedeclareerd. Verweerder erkent de verweten gedragingen. Dekenbezwaar gegrond. Schorsing voorwaardelijk 1 maand  met bijz voorw. Prft 2 jr.

Uitspraak

Beslissing van 25 januari 2016

in de zaak 15 – 407/DB/LI/D

 

naar aanleiding van het dekenbezwaar van:

 

 

 

 

deken

 

 

tegen:

 

 

 

 

verweerder                      

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 23 september 2015 met kenmerk K15-099, door de raad ontvangen op 24 september 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg het dekenbezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Het dekenbezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 30 november 2015 in aanwezigheid van de deken en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen.

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van het dekenbezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      De deken werd door de Raad voor Rechtsbijstand geïnformeerd over het feit dat verweerder stelselmatig over de periode juli 2014 tot en met januari 2015 in vreemdelingenzaken te veel reistijd en reiskosten bij de Raad voor Rechtsbijstand heeft gedeclareerd. In totaal gaat het om een bedrag van bijna € 10.000,00. Nadien werd door de Raad van Rechtsbijstand vastgesteld dat verweerder ook in maart en april 2015 nog dubbel heeft gedeclareerd, maar deze declaraties zijn door de Raad voor Rechtsbijstand afgewezen.

2.2      Op 3 juli 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de Raad voor Rechtsbijstand en verweerder, waarin afspraken zijn gemaakt over de terugbetaling van het door verweerder teveel gedeclareerde bedrag.

2.3      Op 26 augustus 2015 heeft de deken een onderhoud gehad met verweerder. Tijdens dit gesprek werd overeengekomen dat verweerder de deken uiterlijk op 15 september 2015 zijn bevindingen zou laten toekomen en aan zou geven hoe hij deze kwestie dacht op te lossen. Bij brief van 10 september 2015 heeft verweerder aan de deken een totaaloverzicht gestuurd waaruit blijkt dat een bedrag van € 26.321,02 teveel en ten onrechte door hem is gedeclareerd gedurende de periode van 7 november 2011 tot en met 29 december 2014.

2.4      Verweerder heeft de Raad voor Rechtsbijstand voorgesteld om dat bedrag in maandelijkse termijnen van € 2.500,00, ingaande 1 oktober 2015, terug te betalen, waarmee de Raad voor Rechtsbijstand heeft ingestemd. Bij brief van 23 september 2015 heeft de deken zich met het onderhavige dekenbezwaar tot de raad gewend.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder stelselmatig over de periode november 2011 tot en met januari 2015 in vreemdelingenzaken  reistijd en reiskosten bij de Raad voor Rechtsbijstand heeft gedeclareerd, die beweerdelijk betrekking hadden op twee of meer zaken, maar feitelijk slechts steeds in één zaak aangewend waren.

 

4          VERWEER

4.1      Verweerder erkent de hem verweten gedragingen. Verweerder schaamt zich daarvoor. Verweerder was niet goed op de hoogte van de toepasselijke Kenniswijzer voorschriften en heeft daardoor meermaals dubbele reisuren en kilometers in vreemdelingenzaken gedeclareerd. Verweerder heeft namelijk per dossier gedeclareerd en niet per reis. Verweerder heeft zich, na overleg met de Raad voor Rechtsbijstand en de deken, aangemeld voor een cursus over de Kenniswijzer en heeft het declaratiesysteem op zijn kantoor aangepast. Bovendien heeft verweerder afspraken gemaakt met de Raad voor Rechtsbijstand over terugbetaling van het door hem teveel gedeclareerde bedrag.

 

 

5          BEOORDELING

5.1      De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. Het onderhavige is bij de raad ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

5.2      Verweerder erkent dat door hem reiskosten en reistijd meerdere malen zijn gedeclareerd, terwijl de betreffende reis en de daarmee verband houdende kosten maar éénmaal waren gemaakt. Verweerder geeft aan dat deze fouten zijn gemaakt doordat zijn secretaresse de declaraties digitaal indiende en hij die niet controleerde. Verweerder erkent daarvoor verantwoordelijk te zijn. De raad is van oordeel dat het een advocaat niet betaamt om niet gemaakte reiskosten te declareren. Dat het declaratiesysteem van de Raad voor Rechtsbijstand geen melding maakte van de dubbele declaraties doet daaraan niets af. Het gedrag van verweerder was onbetamelijk en dus tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het bezwaar van de deken is derhalve gegrond.

 

6          MAATREGEL

6.1      De raad overweegt dat er sprake is geweest van het gedurende een lange periode declareren van niet gemaakte reiskosten en reistijd. Verweerder heeft zich aldus niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

6.2      De raad is van oordeel dat, gelet op de ernst van de tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen van verweerder en de duur en de omvang daarvan, alsmede gelet op de eerdere tuchtrechtelijke veroordeling van verweerder, een zware tuchtrechtelijke maatregel geboden is. De raad zal derhalve aan verweerder een schorsing voor de duur van één maand opleggen. Gelet op het ter zitting door verweerder getoonde inzicht en gelet op het feit dat verweerder met de Raad voor Rechtsbijstand een terugbetalingsregeling heeft getroffen, bepaalt de raad dat deze schorsing geheel voorwaardelijk zal zijn, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verweerder zijn terugbetalingsregeling met de Raad voor Rechtsbijstand correct, tijdig en volledig nakomt.

 

7         KOSTENVEROORDELING            

 

7.1     De raad ziet aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

 

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

1.      verklaart het dekenbezwaar gegrond;

2.       legt ter zake aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één maand;

3.       stelt met toepassing van artikel 48b lid 2 Advocatenwet als bijzondere voorwaarde dat verweerder de door hem met de Raad voor Rechtsbijstand getroffen betalingsregeling steeds correct, tijdig en volledig nakomt;

4.       bepaalt dat de aan verweerder opgelegde schorsing niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder binnen de hierna te melden proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging of de onder 3. gestelde voorwaarde niet heeft nageleefd;

5.       stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt.

`6.        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten ad € 1.000,--aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

         

 

Aldus beslist door G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, U.T. Hoekstra, H.C.M. Schaeken, N.M. Lindhout-Schot, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 januari 2016.

 

Griffier                                                                     Voorzitter

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 26 januari 2016

 

verzonden aan:

-       klager

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg     

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-       het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg     

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3770 of griffie@hofvandiscipline.nlPraktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl