Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-01-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:16

Zaaknummer

15-263/DB/LI

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze zoals hem in overleg met die cliënt goed dunkt. De kwalificatie criminele organisatie is gechargeerd, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Geen sprake van onnodig grievende uitlatingen. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 25 januari 2016

in de zaak 15 – 263/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

 

klager

 

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 5 augustus 2015 met kenmerk K15-002, door de raad ontvangen op 12 augustus 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 november 2015 in aanwezigheid van klager, zijn gemachtigde en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen.

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klager is bestuurder van de besloten vennootschap X B.V. Deze vennootschap is betrokken geraakt in een tweetal procedures waarin verweerder zich namens zijn cliënten als advocaat heeft gesteld. In de reeds afgeronde strafrechtelijke procedure, waarin door de cliënten van verweerder een klaagschrift ex artikel 552a Strafvordering werd ingediend, heeft verweerder zich naar de mening van klager grievend over klager uitgelaten. Daarop heeft de advocaat van klager op 11 februari 2014 een klachtschrift bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg ingediend. Deze klacht, met zaaknummer L 122-2014, is op 12 januari 2015 mondeling bij de raad behandeld en op 9 maart 2015 ongegrond verklaard.

2.2      In de hiervoor genoemde klachtprocedure heeft verweerder zich volgens klager onnodig grievend over klager uitgelaten. Verweerder heeft in zijn brief van 14 april 2014  het volgende geschreven: “Dat rapport bevond zich bij mijn stukken, op basis waarvan ik terecht in de visie van mijn cliënte, mede gelet op de inhoud van de zaak, tot de conclusie kwam dat de belanghebbenden in die zaak, waaronder klager, deel uitmaken van een grote criminele organisatie”.

2.3      Bij brief van 15 januari 2015 heeft klager zich met de onderhavige klacht tot de deken gewend.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder zich bij de behandeling door de raad van discipline van een eerdere klacht van klager onnodig grievend over klager heeft uitgelaten door in zijn brief van 14 april 2014 te schrijven: “Dat rapport bevond zich bij mijn stukken, op basis waarvan ik terecht in de visie van mijn cliënte, mede gelet op de inhoud van de zaak, tot de conclusie kwam dat de belanghebbenden in die zaak, waaronder klager, deel uitmaken van een grote criminele organisatie”.

 

4          VERWEER

4.1      Verweerder stelt zich op het standpunt dat door hem niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Verweerder geeft aan dat hij van mening is dat in het genoemde rapport voldoende omstandigheden worden genoemd die volgens zijn cliënten de conclusie rechtvaardigen dat klager onderdeel uitmaakt van een grote criminele organisatie. Verweerder is van mening dat hij binnen de grote mate van vrijheid is gebleven welke hem toekomt om de belangen van zijn cliënten te behartigen. Tot slot benadrukt verweerder dat de uitlatingen zijn gedaan namens zijn cliënten en dus enkel hun standpunt betreffen.

 

 

5          BEOORDELING

5.1      De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten  die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken  ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

5.2      De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Een advocaat mag in beginsel afgaan op de informatie die zijn cliënt hem verstrekt, met dien verstande dat hij bij het naar buiten brengen van die informatie zich moet onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze niet juist zijn. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

5.3      In zijn brief van 14 april 2014 geeft verweerder aan dat hij op basis van het rapport van de heer R. van recherchebureau Z. tot de conclusie is gekomen dat klager deel uitmaakt van een grote criminele organisatie. Verweerder tekent daarbij echter aan dat zijn cliënten dat van oordeel zijn en dat hij in het belang van zijn cliënten die mededeling meent te hebben moeten doen.

5.4      De raad begrijpt dat deze opmerking door klager als grievend wordt ervaren, zeker nu klager onbetwist heeft aangegeven een blanco strafblad te hebben. Dat neemt echter niet weg dat verweerder enkel het standpunt van zijn cliënten heeft verwoord. Verweerder, die advocaat van de wederpartij van klager is, had ook de vrijheid om dat te doen. De kwalificatie criminele organisatie is, gelet op de omstandigheden, wellicht gechargeerd. Verweerder zoekt daarmee  de grenzen van het tuchtrechtelijk toegestane op, maar heeft naar het oordeel van de raad deze grenzen niet overschreden. De klacht is derhalve ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus beslist door m r. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, U.T. Hoekstra, H.C.M. Schaeken, N.M. Lindhout-Schot, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 januari 2016.

 

Griffier                                                                     Voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 26 januari 2016

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klager

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg     

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-       het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

 

-       klager

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg     

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3770 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl