Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-02-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:19

Zaaknummer

OB 21 - 2015

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Niet is komen vast te staan dat verweerster in strijd met een tussen partijen gemaakte begrotingsafspraak heeft gehandeld. Klager en verweerster verschillen van mening over de uitleg van de tussen hen gemaakte financiële afspraken. Dit betreft een civiele kwestie die aan de civiele rechter dient te worden voorgelegd. De raad is niet bevoegd civiele kwesties te beslechten. 

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 1 februari 2016

in de zaak OB 21-2015

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 13 maart 2015 op de klacht van:

 

 

klager

 

tegen:

 

 

verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 11 februari 2015   met kenmerk 48/14/146K , door de raad ontvangen op 12 februari 2015 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 13 maart 2015  heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 16 maart 2015   is verzonden aan klager.

1.3      Bij brief van 18 maart 2015 door de raad ontvangen op 19 maart 2015 , heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 december 2015  in aanwezigheid van klager, verweerster en mr. X, kantoorgenoot van verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5      De raad heeft kennisgenomen van:

-            de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

       de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-            het verzetschrift van klager d.d. 18 maart 2015.

 

2          FEITEN en klacht

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

2.2      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster zich niet heeft gehouden aan de tussen klager en verweerster overeengekomen begrotingsafspraak betreffende het aantal door verweerster te besteden uren, en in strijd met die afspraak werkzaamheden bij klager in rekening heeft gebracht.

 

3          VERZET

3.1      De gronden van het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat;

de voorzitter geen acht heeft geslagen op het door klager bij zijn brief dd. 20 november 2014 aan de deken als bewijsmiddel overgelegde e-mail-correspondentie tussen klager en verweerster, waaruit blijkt van een ten opzichte van de schriftelijke opdrachtbevestiging afwijkende of aanvullende mondelinge afspraak.

 

4          BEOORDELING

4.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

4.2      De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. De raad volgt klager niet in zin stelling dat op grond van zijn e-mail bericht dd. 20 november 2013 en de reactie van verweerster per e-mail dd. 21 november 2013 vast is komen te staan dat verweerster in strijd met een tussen partijen gemaakte begrotingsafspraak heeft gehandeld.. Klager en verweerster verschillen van mening over de uitleg van de tussen hen gemaakte financiële afspraken. Dit betreft een civiele kwestie die aan de civiele rechter dient te worden voorgelegd. De raad is niet bevoegd civiele kwesties te beslechten. 

4.3      Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager in verzet aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.4      Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

         verklaart het verzet ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. A.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers, A.J.F. Dok en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 februari 2016.

 

 

griffier                                                               voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 1 februari 2016

 

verzonden aan:

-     klager

-     verweerder

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.