Rechtspraak
Uitspraakdatum
31-12-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:357
Zaaknummer
15-626 DH/RO
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit dienstverlening. Klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Den Haag
voorzittersbeslissing van 31 december 2015
in de zaak 15-626 DH/RO
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van 2 december 2015 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam met kenmerk R 2015/108 ml, door de raad ontvangen op 3 december 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Klager heeft zich op 27 november 2014 tot verweerder gewend in verband met de mogelijke aansprakelijkstelling van zijn tandarts na een tandheelkundige behandeling.
1.3 Verweerder heeft bij brief van 9 december 2014 de opdracht bevestigd en aangegeven dat met de behandeling van de zaak al snel drie tot zes maanden kan vergen.
1.4 Verweerder heeft bij brief van 8 april 2015 aan klager kenbaar gemaakt dat zijn vaste medisch adviseur is gestopt en dat diens vervanger niet beschikbaar is, maar dat verweerder verwacht klager op korte termijn verder te kunnen informeren over een nieuwe tandarts/adviseur. Verweerder heeft bij deze brief tevens aangegeven dat de kans op succes voor wat de aansprakelijkheidstelling betreft afhangt van het advies van de tandarts/adviseur.
1.5 De nieuwe adviseur heeft bij brief van 26 mei 2015 zijn visie gegeven over de door klager ondergane tandheelkundige behandeling. De deskundige kan nog geen afsluitend advies geven over de zaak; daartoe dient eerst nog nadere informatie ingewonnen te worden bij de behandelend kaakchirurg.
1.6 Verweerder heeft het advies op 11 juni 2015 met klager besproken.
1.7 Bij brief van 16 juni 2015 heeft verweerder aan klager laten weten dat hij vertrouwt op de deskundigheid en onafhankelijkheid van de ingeschakelde adviseur en als klager daar anders over denkt dat het hem vrij staat bij een ander advies in te winnen.
1.8 Bij brief van 4 juli 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij klager niet goed heeft behandeld en acht maanden niets heeft gedaan.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hij klagers belangen naar behoren heeft behartigd. Verweerder heeft betwist dat hij klager niet goed zou hebben behandeld.
4 BEOORDELING
4.1 Voorop dient te staan dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
4.2 Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat gewezen te worden op wat in zijn zaak de proceskansen zijn.
4.3 De klacht is door klager onvoldoende gesubstantieerd. Daarnaast volgt uit de overgelegde stukken dat enige vertraging is ontstaan vanwege het feit dat de vaste medisch adviseur van verweerder niet kon worden ingeschakeld en verweerder een andere adviseur moest zoeken en inschakelen. Deze vertraging heeft verweerder schriftelijk aan klager vastgelegd. Niet valt in te zien dat, onder deze omstandigheden, de opgelopen vertraging zou kunnen leiden tot tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Ook overigens kan op basis van de stukken niet worden vastgesteld dat verweerder zich tuchtrechtelijk niet heeft gedragen zoals het betaamt.
4.4 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 31 december 2015
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 8 januari 2016 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen 30 dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85491, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.