Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-02-2016

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2016:31

Zaaknummer

150027

Inhoudsindicatie

Geen onnodig grievende bewoordingen en evenmin heeft advocaat feiten geponeerd waarvan zij wist of behoorde te weten dat deze niet juist waren. Het stond de advocaat vrij om in haar brief het standpunt van haar cliënt te verwoorden. Uit de stukken is niet gebleken dat de advocaat haar cliënt geadviseerd om zich toegang tot de woning van klager te verschaffen en/of daaruit goederen weg te halen. Klacht integer handelen en opruiend adviseren is ongegrond. 

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing

van 5 februari 2016   

in de zaak 150027

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 26 juni 2015, onder nummer 138-12, aan partijen toegezonden op 2 juli 2015, waarbij een klacht van klager tegen verweerster ongegrond is verklaard.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 31 juli 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerster van 23 september 2015;

-    de brief van verweerster aan het hof van 27 november 2015; 

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 14 december 2015, waar klager en verweerster met haar gemachtigde mr. D zijn verschenen. Beide partijen hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

verweerster niet integer is geweest in haar optreden en opruiend advies heeft gegeven, welk advies heeft geleid tot verdere escalatie en polarisatie van het geschil.

Toelichting van klager.

De ex-echtgenote van klager heeft op 2 augustus 2011 ingebroken in de voormalige echtelijke woning en zou, in overleg met en na advies van verweerster, goederen daaruit hebben meegenomen. Zij heeft een wasmachine, droger, grasmaaier en aanhangwagen meegenomen, waarvan zij vervolgens aan klager liet weten dat dit met diens instemming was gebeurd. Zij heeft dit in overleg met verweerster gedaan. Klager verwijst daarvoor onder andere naar de per fax verzonden brief van de kantoorgenoot van verweerster van 2 augustus 2011, waarin hij, namens verweerster, schrijft dat de echtelijke woning gezamenlijk eigendom is van klager en dat de cliënte van verweerster evenveel recht heeft op de goederen in de woning als klager. Blijkens deze fax vindt verweerster deze handelwijze volstrekt normaal. Dat is het niet omdat de ex-echtgenote van klager dan al twee jaar niet meer met klager samenwoont en met iemand anders is gaan samenwonen terwijl de inboedel op 24 maart 2010 daadwerkelijk is verdeeld.

3.2    Voorts stelt klager dat hij door verweerster, onder andere ten overstaan van de rechtbank, consequent wordt afgeschilderd als manipulerend, bedreigend, intimiderend en voorts dat hij mensen zou omkopen. Klager merkt op dat dit in eerdere correspondentie aan zijn advocaat en/of de rechtbank is aangegeven. Klager ervaart dit als laster en onnodig grievend.

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1    Verweerster heeft opgetreden als advocaat van de ex-echtgenote van klager in de problematische echtscheidingskwestie tussen klager en zijn ex-echtgenote.

4.2    In de echtscheidingskwestie bestond onder meer discussie over de vraag of partijen al dan niet in een viergesprek (dat plaatsvond toen verweerster nog niet voor de ex-echtgenote van klager optrad) overeenstemming hadden bereikt over de afwikkeling van de echtscheiding, alsmede over de vraag of de ex-echtgenote van klager na de verbreking van de samenwoning al dan niet met een ander was gaan samenwonen met daaruit voortvloeiende gevolgen daarvan voor de alimentatieverplichting van klager.

4.3    Uiteindelijk hebben partijen een minnelijke regeling bereikt. De vaststellingsovereenkomst is ondertekend op 6 juli 2012.

5    BEOORDELING

5.1    Terecht heeft de raad overwogen dat bij de beoordeling van een klacht over het optreden van de advocaat van de tegenpartij ervan behoort te worden uitgegaan dat deze een ruime vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem in overleg met zijn cliënt goed dunkt. Het tuchtrecht dient er niet toe om de vrijheid van de advocaat te beknotten. Deze vrijheid brengt evenwel niet mee dat de advocaat de belangen van zijn wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze mag schaden. Zo dient de advocaat zich niet onnodig grievend over de wederpartij uit te laten en hij mag geen feiten poneren waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn. Daarbij geldt voorts als uitgangspunt dat de advocaat in het  algemeen mag afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. 

5.2    Anders dan klager stelt blijkt uit de brief van de kantoorgenoot van verweerster van 2 augustus 2011 geenszins dat de ex-echtgenote van klager zich op advies van verweerster toegang tot de (voormalige) echtelijke woning heeft verschaft. In de betreffende brief is uitsluitend het standpunt van de cliënte van verweerster op dit punt verwoord. Dit stond verweerster (en haar kantoorgenoot) vrij en behoort ook tot haar taak. Nu ook overigens uit de correspondentie of processtukken niet blijkt dat verweerster heeft geadviseerd om zich toegang te verschaffen tot de woning en/of daaruit goederen weg te halen en verweerster zulks gemotiveerd heeft betwist, kan ook het hof niet vaststellen dat verweerster zich heeft schuldig gemaakt aan niet integer handelen en/of opruiend heeft geadviseerd.

5.3    Klager heeft in appel verwezen naar diverse passages in correspondentie en processtukken, die hij als laster en onnodig grievend heeft ervaren. Zoals hiervoor aangegeven was het de taak van verweerster om de belangen van haar cliënte te behartigen en dus ook om de standpunten van haar cliënte te verwoorden. Waar partijen het in de echtscheidingskwestie op velerlei onderdelen niet met elkaar eens waren, zullen de standpunten over en weer uiteen gelopen zijn en is het niet onlogisch dat klager zich in die standpunten niet heeft kunnen vinden. Het dossier biedt het hof evenwel geen aanknopingspunten voor de stelling dat verweerster daarbij feiten heeft geponeerd waarvan zij wist of behoorde te weten dat deze niet juist waren. Dat klager passages als grievend heeft ervaren moge zo zijn, maar het hof heeft niet vastgesteld dat verweerster in de formulering van de standpunten van haar cliënte onnodig grievende bewoordingen heeft gebruikt.

5.4    De uitspraak van de raad dient dan ook te worden bekrachtigd.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de uitspraak van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem – Leeuwarden van 26 juni 2015 in de zaak 138/12.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. T.E. van der Spoel, M.L. Weerkamp, M. Pannevis en D.J.B. de Wolff, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2016.

 griffier    voorzitter                           

   

De beslissing is verzonden op 5 februari 2016.