Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-01-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:26

Zaaknummer

15-648/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzitttersbeslissing. Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de zaak van klager niet in behandeling te nemen. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 7 januari 2016

in de zaak 15-648/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

   

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 10 december 2015 met kenmerk 4015-0591, door de raad ontvangen op 11 december 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1 Klager heeft zich in verband met een aansprakelijkheidstelling van zijn huisarts na verwijzing door het Juridisch Loket telefonisch tot verweerder gewend.

1.2 Verweerder heeft klager uitgenodigd voor een gesprek op zijn kantoor op 11 augustus 2015. Verweerder heeft klager gevraagd relevante stukken mee te nemen alsmede een geldig legitimatiebewijs om zich te kunnen identificeren.

1.3 Bij brief van 31 juli 2015 heeft klager verweerder het volgende meegedeeld:

“Inzake Uw verzoek om mij te identificeren deel ik U het volgende mede.

Aan de hand van mijn rijbewijs heb ik mij geidentificeerd bij het Juridisch Loket.

Hier is tevens mijn persoonsnummer (…) gecontroleerd

en opgenomen op de verwijzing van het Juridisch Loket naar U als rechtshulpverlener.

Hopende U naar genoegen te hebben geinformeerd.

1.4 Bij brief van 3 augustus 2015 heeft verweerder als volgt gereageerd op de brief van klager van 31 juli 2015:

“Uw brief d.d. 31 juli jl. waarin u aangeeft dat u zich al voldoende heeft geïdentificeerd met een geldige legitimatie heb ik in goede orde ontvangen. Echter wens ik u zelf wel te identificeren. Aangezien u indirect aangeeft hieraan niet te willen voldoen, zal ik uw zaak niet in behandeling nemen. Mijn werkwijze is namelijk da ik iemand bij een intakegesprek op kantoor altijd identificeer. Ik zal uw zaak derhalve niet in behandeling nemen en u kunt het juridisch loket vragen voor een doorverwijzing naar een andere advocaat.”

1.5 Bij brief van 8 augustus 2014 (bedoeld zal zijn 2015) heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.6 Bij brief van 15 augustus 2015 heeft klager verweerder een mediationtraject voorgesteld, hetgeen verweerder bij brief van 17 augustus 2015 heeft geweigerd.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) er ten onrechte vanuit is gegaan dat klager zich niet zou legitimeren of identificeren;

b) de zaak van klager zonder geldige reden niet in behandeling heeft genomen.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert aan dat hij de afspraak met klager heeft geannuleerd omdat klager (al dan niet indirect) aangaf zich bij de intake niet te willen identificeren. Een discussie over identificatie vooraf aan een intake gaf verweerder geen goed gevoel, wat wel nodig is om iemands belangen goed en met volledige inzet te kunnen behartigen. Aangezien de afspraak is geannuleerd is er geen overeenkomst van opdracht tot stand gekomen tussen verweerder en klager. Verweerder heeft de overeenkomst dus ook niet opgezegd. Verweerder is van mening dat hij met zijn handelen niet onprofessioneel heeft gehandeld ten opzichte van klager. Verweerder betreurt het dat klager van mening is dat verweerder dat wel heeft gedaan en dat klager het idee heeft dat verweerder hem op onprofessionele wijze heeft behandeld. Het is nimmer de bedoeling van verweerder geweest klager dit gevoel te geven.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Dit klachtonderdeel betreft het verzoek van verweerder aan klager om ter identificatie een geldig legitimatiebewijs mee te nemen naar het intakegesprek.

4.2 De voorzitter begrijpt de klacht van klager aldus dat hij verweerder verwijt ervan uit te gaan dat klager zich tijdens het intakegesprek niet zou legitimeren. De voorzitter is van oordeel dat, gelet op de inhoud van de brief van klager van 31 juli 2015 (zie §1.3), de veronderstelling van verweerder dat klager zich tijdens het intakegesprek niet zou legitimeren gerechtvaardigd is. Verweerder valt terzake dan ook niets te verwijten. Klachtonderdeel a) is derhalve kennelijk ongegrond. De voorzitter overweegt hierbij ten overvloede dat een advocaat verplicht is zelf de identiteit van zijn cliënt vast te stellen. Verweerder heeft klager dan ook terecht verzocht een geldig legitimatiebewijs mee te nemen naar het intakegesprek.

Ad klachtonderdeel b)

4.3 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder de overeenkomst zonder geldige reden te hebben opgezegd.

4.4 De voorzitter overweegt allereerst dat, anders dan klager kennelijk veronderstelt, er geen overeenkomst tussen klager en verweerder tot stand is gekomen en verweerder de overeenkomst derhalve ook niet op kón zeggen. Voor zover klager verweerder verwijt de zaak van klager niet in behandeling te hebben genomen overweegt de voorzitter dat het een advocaat vrij staat om een opdracht te weigeren. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt. Verweerder heeft aan deze vereisten voldaan. Ook klachtonderdeel b) is derhalve kennelijk ongegrond.

4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 7 januari 2016.

Griffier  Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 januari 2016 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamernummer BRO 3.02, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam (fax: 088-2053702). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.