Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-01-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:24

Zaaknummer

15-192A

Inhoudsindicatie

15-192A: Verzet. Klacht tegen eigen advocaat. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 25 januari 2016

in de zaak 15-192A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 8 september 2015 op de klacht van:

klager

tegen:

 

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 19 mei 2015 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam beklaagd over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 13 augustus 2015 met kenmerk 4015-0354, door de raad ontvangen op 14 augustus 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 8 september 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 8 september 2015 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 30 september 2015, door de raad ontvangen op 6 oktober 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 1 december 2015 in aanwezigheid van verweerster.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift met bijlagen van klager van 30 september 2015. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de (ongedateerde) brief van klager, door de raad ontvangen op 24 november 2015.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager verwikkeld is geweest in andere rechtszaken, die nu eindelijk afgewikkeld zijn. Klager, een leek wat de advocatuur betreft, is er pas sinds 2014 van op de hoogte dat hij het door hem teveel betaalde bedrag niet kan verhalen op zijn ex-echtgenote of de rechtbank. Klager is nimmer gewezen op de verjaringstermijn van artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet. Klager is ook door niemand geïnformeerd bij wie hij moest zijn om de fout van de rechtbank te laten herstellen. Klager heeft 24 maanden financieel moeten overleven, waardoor hij zijn dochter niet heeft kunnen geven wat zij verdiende op het moment dat zij bij hem verbleef. Klager wil een inhaalslag maken om zijn dochter nu wel te kunnen geven wat haar toekomt wanneer zij bij hem verblijft. Door een fout van de rechtbank is hem dat recht ontnomen, aldus steeds klager.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden van verzet niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.

4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, N.M.N. Klazinga, P. van Lingen en B. Roodveldt, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 januari 2016.

Griffier Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 25 januari 2016 verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

Op grond van artikel 46j lid 4 in verbinding met artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.