Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-02-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:35

Zaaknummer

15-197A

Inhoudsindicatie

Verzet. Klacht over eigen advocaat. Verzet ongegrond. De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Ten aanzien van mogelijk nieuwe klachtonderdelen geldt dat de raad slechts een oordeel kan vellen over klachtonderdelen die reeds door de deken in het kader van het dekenonderzoek zijn onderzocht.

Uitspraak

Beslissing van 2 februari 2015

in de zaak 15-197A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 21 september 2015 op de klacht van:

klager

tegen:

 

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Tijdens het dekenspreekuur van 19 februari 2015 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam beklaagd over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 20 augustus 2015 met kenmerk 4015-0126, door de raad ontvangen op 21 augustus 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 21 september 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 21 september 2015 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 9 oktober 2015, door de raad ontvangen op 13 oktober 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 december 2015 in aanwezigheid van partijen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift met bijlagen van klager van 9 oktober 2015.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 De verzetsgronden houden, zakelijk weergegeven, in dat:

a) de voorzitter ten aanzien van de kwaliteit van de dienstverlening ten onrechte heeft geoordeeld dat verweerster heeft gehandeld als een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat;

b) de voorzitter ten onrechte heeft aangenomen dat klager verweerster opdracht heeft verstrekt om andere zaken voor hem te behandelen c.q. om bezwaar in te dienen tegen de afwijzing van een ZW-uitkering door het UWV.

3.2 Klager stelt ter toelichting op het eerste onderdeel dat verweerster de opdracht niet goed heeft begrepen en verkeerd heeft gehandeld.

3.3 Ter toelichting op het tweede onderdeel stelt verweerder dat er weliswaar een gesprek heeft plaatsgevonden waarin is besproken dat verweerster zou helpen met alle zaken maar dat niet is afgesproken dat verweerster ook in die zaken daadwerkelijk de belangen van klager zou behartigen.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2 Voor zover klager heeft willen klagen over de door verweerster ten behoeve van klager aangevraagde toevoegingen voor andere zaken – dan de loonvorderingszaak en de afwijzing door het UWV –  en waarvoor klager verzocht is de eigen bijdrage te voldoen – geldt dat de raad slechts een oordeel kan vellen over klachtonderdelen die reeds door de deken in het kader van het dekenonderzoek zijn onderzocht. De door klager in zijn verzetschrift voor het eerst ten aanzien van het moeten voldoen van de eigen bijdragen geconcretiseerde klachten, kunnen in deze verzetsprocedure niet worden ingesteld en worden dan ook door de raad buiten beschouwing gelaten.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. J.M. van de Laar en J.J. Trap, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 februari 2016.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 2 februari 2016 verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.   

Op grond van artikel 46j lid 4 in verbinding met artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.