Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-01-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:22

Zaaknummer

15-691/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Over de advocaat van de wederpartij kan slechts dan worden geklaagd indien deze de belangen van de wederpartij nodeloos heeft geschaad dan wel zich nodeloos grievend heeft uitgelaten. Hiervan was in deze geen sprake. Klacht ged. kennelijkniet-ontv, ged. kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 22 januari 2016

in de zaak 15-691/DB/ZWB

 

naar aanleiding van de klacht van:

                                                         

           

klager

 

 

tegen:

 

                      

 

verweerder

 

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 28 december 2015 met kenmerk , K15-096 door de raad ontvangen op 29 december 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Klager en X waren vennoten in een vennootschap onder firma, welke vennootschap een koeriersbedrijf dreef. Kort na de oprichting van de vennootschap ontstond  tussen klager en X verschil van inzicht, waarna een overeenkomst tot beëindiging van de vennootschap is gesloten. Hierna ontstond tussen partijen een geschil betreffende de uitvoering van één van de tussen partijen getroffen regelingen. Klager heeft X in oktober 2011 gedagvaard en nakoming van de overeenkomst gevorderd. Verweerder heeft X in de gerechtelijke procedure in eerste aanleg en in hoger beroep bijgestaan.

 

1.2         Op 4 september 2012 heeft een comparitie plaatsgevonden op 21 januari 2013 heeft de rechtbank vonnis gewezen. X heeft tegen het vonnis van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof heeft op 4 augustus 2015 arrest gewezen, waarbij de grieven op één na werden afgewezen.

 

1.3         Omdat het gerechtshof slechts had beslist over de afdracht van X aan klager voor de duur van één jaar heeft verweerder op 26 augustus 2015 een schikkingsvoorstel aan de advocaat van klager toegezonden. Klager heeft het arrest van het gerechtshof laten betekenen en een bevel tot betaling laten doen. De advocaat van klager heeft X bij brief dd. 31 augustus 2015 gesommeerd om zijn betalingsverplichtingen voortvloeiend uit het arrest na te komen. Verweerder verzocht de advocaat van klager per fax dd. 1 september 2015 alsnog te reageren op zijn voorstel d.d. 26 augustus 2015. De advocaat van klager heeft verweerder bericht niet gemachtigd te zijn over het voorstel te onderhandelen. Klager is niet op het schikkingsvoorstel ingegaan.

 

1.4         Klager heeft verweerder in augustus 2015 verzocht zijn excuses aan te bieden. Verweerder heeft per e-mail dd. 31 augustus 2015 het volgende aan klager geschreven: “Naar aanleiding van onderstaand e-mailbericht en het gesprek dat u voerde met mijn kantoor genoot mr. (….) het volgende.

“Het is uiteraard niet mijn bedoeling geweest u te kwetsen. Het spijt mij wanneer u dat wel zo hebt ervaren. Ik bied u daarvoor dan ook mijn excuses aan. “

 

1.5         Klager heeft per e-mail dd. 10 september 2015 aan verweerder bericht geen excuses te hebben ontvangen en zijn klacht te zullen doorzetten.

 

1.6         Klager heeft op 17 september 2015 een klacht bij de deken tegen verweerder ingediend.

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de  Advocatenwet doordat:

 

verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij de belangen van klager nodeloos heeft geschaad en zich nodeloos grievend jegens klager heeft uitgelaten doordat hij, samengevat weergegeven, :

A)    niet onafhankelijk was ten opzichte van zijn cliënt;

B)   niet deskundig was en over onvoldoende kennis en vaardigheden beschikte;

C)   niet integer was;

D)   zich niet heeft gedragen zoals van een goed opdrachtnemer c.q. advocaat verwacht mag worden;

E)   heeft gehandeld in strijd met verordeningen van de Nederlandse orde van advocaten;

F)    het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad;

G)   niet voor ogen heeft gehouden dat een minnelijke regeling de voorkeur verdient boven een proces;

H)   zich nodeloos grievend jegens klager heeft uitgelaten en de rechter heeft misleid;

I)      e-mails van klager niet heeft doorgezonden aan zijn cliënt;

J)    hij ter comparitie dd. 4 september 2012 een e-mail heeft overgelegd, zonder deze vooraf aan (de advocaat van ) klager toe te zenden;

K)   hij nodeloos hoger beroep heeft ingesteld, waardoor klager onnodig op kosten is gejaagd;

L)    na het arrest van het gerechtshof een niet reeel schikkingsvoorstel heeft gedaan

 

 

 

3.            VERWEER   

3.1         Klager heeft zijn klacht niet gespecificeerd en onderbouwd. Klager heeft slechts verwezen naar gedragsregels die verweerder heeft overtreden, zonder aan te geven wat hij verweerder nu precies verwijt.

3.2         Verweerder diende als advocaat van X de belangen van X te dienen. Verweerder heeft de belangen van klager niet nodeloos geschaad noch zich nodeloos grievend jegens klager uitgelaten. Klager heeft ook niet duidelijk gemaakt op welke wijze verweerder zich nodeloos grievend heeft uitgelaten. Verweerder betwist dat hij klager heeft afgeschilderd als een geldwolf. Uit de processtukken blijkt dit ook niet.

3.3         Verweerder heeft ter comparitie dd. 4 september 2012 bij de rechtbank een e-mailbericht van 31 januari 2011 van klager aan X ingebracht. Verweerder heeft hiermee gehandeld in het belang van zijn cliënt. Deze wilde door overlegging van het e-mailbericht aantonen, dat hij zich door klager onder druk gezet had gevoeld. Klager heeft ter zitting zijn excuses aangeboden voor de inhoud van die e-mail.

3.3         Klager eiste in augustus 2015 excuses van verweerder. Verweerder heeft per e-mail dd. 31 augustus 2015 en per brief zijn excuses aangeboden voor het geval dat klager het optreden van verweerder als kwetsend had ervaren.

3.4         Verweerder betwist onvoldoende onafhankelijkheid ten opzichte van zijn cliënt in acht te hebben genomen.

3.5         Dat de cliënt van verweerder in appel door het gerechtshof grotendeels in het ongelijk is gesteld, betekent niet dat verweerder over onvoldoende deskundigheid beschikte.

3.6         Verweerder heeft klager bericht dat het hem niet was toegestaan rechtstreeks met hem te communiceren. Hij heeft klager verzocht zich via zijn advocaat tot hem te wenden. Hij heeft hem bericht zijn rechtstreeks toegezonden e-mailberichten niet te zullen lezen.

 

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 j van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         De klacht heeft betrekking op het optreden van de advocaat van de wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de wederpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze zijn geschaad.

4.3         De voorzitter stelt voorop dat voor zover de klacht betrekking heeft op het optreden van verweerder als advocaat van X (onderdelen A,B,D en F) dan wel het algemeen belang (C en E) klager geen klachtrechtrecht toekomt. Over de advocaat van de wederpartij kan slechts dan worden geklaagd indien deze de belangen van die wederpartij nodeloos heeft geschaad dan wel zich nodeloos grievend heeft uitgelaten (G,H,I.J,K,L). Klager kan daarom niet worden ontvangen in de klachtonderdelen A,B,C,D,E en F).

4.4         De voorzitter zal klager voorts op grond van het bepaalde in artikel 46 g lid 1 sub a niet-ontvankelijk verklaren in klachtonderdeel J aangezien dit onderdeel van de klacht is ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop klager heeft kennisgenomen van de in dit klachtonderdeel verweten gedraging van verweerder.

4.5         Ten aanzien van de klachtonderdelen G,H,I,K en L overweegt de voorzitter dat uit de aan de raad overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerder in zijn zorg als advocaat voor de wederpartij van klager enig tuchtrechtelijk relevante grens heeft overschreden. Verweerder heeft overeenkomstig diens taak de belangen van zijn cliënt behartigd. Het gegeven dat zijn cliënt uiteindelijk grotendeels in het ongelijk is gesteld, betekent niet dat verweerder de belangen van klager nodeloos heeft geschaad dan wel hem op onnodige kosten heeft gejaagd. Het was klager die de cliënt van verweerder in rechte heeft betrokken. Het stond verweerder vrij - en was zelfs zijn taak- om namens zijn cliënt ter verweer datgene in te brengen wat hij in het belang van zijn cliënt achtte. Het stond hem voorts vrij om in overleg met zijn cliënt hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de rechtbank. Klager heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd, waaruit blijkt dat verweerder de belangen van klager nodeloos heeft geschaad, noch dat hij zich nodeloos grievend heeft uitgelaten jegens klager. Dat, zoals klager stelt, verweerder klager als geldwolf heeft getypeerd, is uit de aan de raad overgelegde stukken niet gebleken.

4.8         Op grond van het voorgaande komt de voorzitter met toepassing van artikel 46 g lid 1 sub a tot de beslissing dat klachtonderdeel J niet-ontvankelijk is en met toepassing van artikel 46 j van de Advocatenwet tot het besluit dat de klacht in de onderdelen A t/m F kennelijk niet-ontvankelijk en in de klachtonderdelen G.H.I.K en L  kennelijk ongegrond zijn.

 

 

BESLISSING

                                 

 

De voorzitter:

 

verklaart onderdeel J van de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 sub a Advocatenwet, niet-ontvankelijk;

en

beslist met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet dat de onderdelen A t/m F van de klacht kennelijk niet-ontvankelijk zijn en de onderdelen G,H,I,K en L van de  klacht kennelijk ongegrond

 

 

Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op  22 januari 2016

 

 

Griffier                                                                                                 Voorzitter

 

 

 

 

 

 

Mededelingen vanuit de griffie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 28 januari 2016

 

verzonden aan:

-  klager  

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant.

 

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

 

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

                     a.           Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

 

 

b.           Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

 

 

c.           Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

 

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.