Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-02-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:29

Zaaknummer

16-024/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klaagster heeft in het geheel niet aannemelijk gemaakt dat verweerder (bank)gegevens heeft verstrekt aan een derde. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  4 februari 2016

in de zaak 16-024/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

  

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 14 januari 2016 met kenmerk 4015-0612, door de raad ontvangen op 15 januari 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Verweerder heeft klaagster van 2000 tot 2007 bijgestaan in een letselschadezaak.

1.2 Eind augustus 2015 hebben klaagster, de Stichting tot Verhaal van Letsel- en Overlijdensschade (hierna NLS), mr. H., voormalig advocaat van NLS, en verweerder, zowel voor zich als in zijn hoedanigheid van bestuurder van NLS, een vaststellingsovereenkomst gesloten. In de vaststellingsovereenkomst is onder meer overeengekomen dat NLS binnen drie werkdagen na mede-ondertekening van de vaststellingsovereenkomst door de dekens van de ordes van advocaten in de arrondissementen Midden-Nederland en Amsterdam een bedrag van € 69.318,64 zal bijschrijven op het bankrekeningnummer van klaagster en dat klaagster na ontvangst van voornoemd bedrag de door haar (eerder) ingediende tuchtklachten tegen zowel mr. H. als verweerder zal intrekken.

1.3 Kort na de (tijdige) betaling van het bedrag van € 69.318,64 door NLS aan klaagster is door een niet bij de vaststellingsovereenkomst betrokken  schuldeiser van klaagster ten laste van klaagster conservatoir beslag gelegd op het bankrekeningnummer waarop voornoemde betaling door NLS is gedaan.

1.4 Op 7 september 2015 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij een niet bij de vaststellingsovereenkomst betrokken schuldeiser van klaagster heeft geïnformeerd over de door NLS aan klaagster gedane betaling en over het bankrekeningnummer waarop die betaling is verricht. Verweerder heeft hiermee zijn geheimhoudingsplicht geschonden, aldus klaagster.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert aan dat de klacht onbegrijpelijk is en dat de feiten niet aannemelijk zijn gemaakt. Verweerder voert voorts aan dat hij de belangen van klaagster sinds 2007 niet meer behartigt. Klaagster stelt dat verweerder zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden, maar legt geen enkel verband met zijn beroepsuitoefening of de behartiging van haar belangen tot 2007. Aldus klaagt klaagster niet over gedragingen van verweerder die aan het tuchtrecht zijn onderworpen. Klaagster is dan ook niet-ontvankelijk in haar klacht. Verweerder betwist overigens dat hij een derde heeft ingelicht over de aan klaagster gedane betaling en/of haar bankrekeningnummer, aldus verweerder.

4 BEOORDELING

4.1 Uitgangspunt is dat het in artikel 46 en volgende van de Advocatenwet  geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dat klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar klacht omdat zij geen enkel verband zou hebben gelegd tussen de schending van de geheimhoudingsplicht en de beroepsuitoefening door verweerder of zijn behartiging van de belangen van klaagster, zoals verweerder heeft aangevoerd, volgt de voorzitter gelet op het voorgaande dan ook niet.  

4.2 Klaagster verwijt verweerder zijn geheimhoudingsplicht te hebben geschonden door een niet bij de vaststellingsovereenkomst betrokken schuldeiser van klaagster te informeren over de door NLS aan klaagster verrichte betaling en over het bankrekeningnummer waarop die betaling heeft plaatsgevonden. Verweerder betwist dat op hem een geheimhoudingsverplichting rustte met betrekking tot de betaling aan klaagster op haar bankrekening, maar ook dat hij gegevens over die betaling aan een derde heeft verstrekt. De voorzitter stelt vast dat klaagster haar stelling dat verweerder gegevens over de betaling aan een derde heeft verstrekt, tegenover de betwisting daarvan door verweerder, in het geheel niet aannemelijk heeft gemaakt. Bij die stand van zaken moet de klacht kennelijk ongegrond worden verklaard en kan in het midden blijven of op verweerder een geheimhoudingsplicht rustte ter zake van de betaling.

4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, met bijstand van mr.     S. van Excel als griffier op 4 februari 2016.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 4 februari 2016 

verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager/klaagster, verweerder/verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRO 3.02, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl