Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-01-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2016:14
Zaaknummer
R. 4792/15.102
Inhoudsindicatie
Beslissing op verzet. Verweerder heeft in zijn advies aan klager en diens echtgenote niet gewezen op de mogelijke risico’s en praktische problemen die aan het volgen van de zogenaamde België-route zouden zijn verbonden. Voorts ontbreekt enige juridische onderbouwing bij het advies en heeft verweerder geen enkel voorbehoud gemaakt ten aanzien van de mogelijkheden van de echtgenote van klager om zich te vestigen in België en aanspraak te kunnen maken op de sociale voorzieningen aldaar, zoals hij wel ter zitting heeft gedaan. Daarnaast acht de raad het advies van verweerder onvolledig, nu niet is aangegeven op welke wijze klager en/of zijn echtgenote verder dienden te handelen ten einde gezinshereniging te bewerkstelligen. Verweerder heeft niet de ten aanzien van klager geldende zorgplicht in acht genomen. Verzet en klacht deels gegrond. Maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.
Uitspraak
van 18 januari 2016
in de zaak R. 4792/15.102
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 17 juni 2015 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 18 december 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 21 mei 2015 met kenmerk K360 2014, door de raad ontvangen op 22 mei 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 18 december 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 18 juni 2015 is verzonden aan klager.
1.4 Bij brief van 22 juni 2015 door de raad ontvangen op 25 juni 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 16 november 2015 in aanwezigheid van mevrouw P, echtgenote van klager, S, de schoonmoeder en tevens gemachtigde van klager, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 22 juni 2015.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in een vreemdelingenzaak.
2.3 Bij beschikking van 30 maart 2010 is klager ongewenst verklaard ex art. 67 Vreemdelingenwet.
2.4 Verweerder heeft tegen deze beschikking op 7 april 2010 bezwaar gemaakt.
2.5 Bij beschikking van 13 december 2010 is het bezwaarschrift ongegrond verklaard als gevolg waarvan klager ongewenst vreemdeling is gebleven, hetgeen zijn verblijf in Nederland strafbaar maakte op grond van artikel 197 Wetboek van Strafrecht.
2.6 Klager verblijft op dit moment in de Dominicaanse Republiek en zijn echtgenote en hun beider kind in België.
2.7 Bij brief van 18 december 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij tekort is geschoten in de behartiging van zijn belangen. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:
a) niet op de zitting is geweest;
b) niet bij de IND te Rijswijk is geweest;
c) de strafzaak, die tegen klager liep niet heeft aangevochten;
d) de signalering van “ongewenst verklaring” in het SIS systeem niet heeft aangevochten en klager niet heeft bericht dat hij in heel Europa ongewenst was verklaard;
e) nooit een brief heeft gestuurd naar het Europese Hof van de Rechten van de Mens, terwijl hij dit wel zou hebben toegezegd;
f) de echtgenote van klager heeft geadviseerd met haar dochter naar België te verhuizen, zodat zij gezinshereniging kon aanvragen en aanspraak kon maken op een uitkering. De echtgenote van klager komt echter niet in aanmerking voor een uitkering en kan ook geen werk vinden in België, zodat het aanvragen van gezinshereniging niet mogelijk is en zij voor niets naar België verhuisd is;
g) heeft gezegd dat klager in Nederland zou mogen blijven, om welke reden klager is getrouwd en een kind heeft gekregen;
h) niet heeft aangevochten dat klager kon (ver)blijven in Nederland bij zijn echtgenote en kind of bij zijn moeder en/of zussen;
i) het dossier niet aan mr. K heeft afgegeven, althans daar twee maanden mee heeft gewacht en uiteindelijk een incompleet dossier heeft aangeleverd;
j) klager niet heeft gewaarschuwd dat hij uitgezet kon worden;
k) veel heeft gelogen;
l) klager heeft geadviseerd via Turkije naar België te reizen. In Griekenland is hij uiteindelijk opgepakt en heeft hij enige tijd vastgezeten;
m) veel fouten heeft gemaakt.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat dat de voorzitter eraan voorbij is gegaan dat verweerder pertinent onjuist heeft geadviseerd en ten onrechte gesteld heeft dat het hebben van sociale voorzieningen voldoende zou zijn om klager naar België en daarna Nederland te kunnen krijgen.
4 VERWEER
4.1 Waar nodig zal bij de beoordeling van het verzet ingegaan worden op het verweer.
5 BEOORDELING
5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
5.2 De raad kan niet vaststellen dat het advies van verweerder ten aanzien van het volgen van de zogenaamde België-route onjuist is geweest. De ongewenst verklaring van klager in Nederland stond niet, althans niet zonder meer, aan het volgen van deze route in de weg. De raad stelt echter vast dat verweerder in zijn advies aan klager en diens echtgenote niet gewezen heeft op de mogelijke risico’s en praktische problemen die aan het volgen van deze route zouden zijn verbonden. Voorts ontbreekt enige juridische onderbouwing bij het advies en heeft verweerder geen enkel voorbehoud gemaakt ten aanzien van de mogelijkheden van de echtgenote van klager om zich te vestigen in België en aanspraak te kunnen maken op de sociale voorzieningen aldaar, zoals hij wel ter zitting heeft gedaan. Daarnaast acht de raad het advies van verweerder onvolledig, nu niet is aangegeven op welke wijze klager en/of zijn echtgenote verder dienden te handelen ten einde gezinshereniging te bewerkstelligen.
5.3 Gelet op het voorgaande oordeelt de raad dat verweerder niet de ten aanzien van klager geldende zorgplicht in acht heeft genomen.
5.4 Het verzet en de klacht zijn derhalve gedeeltelijk gegrond.
5.5 Voor het overige is in het verzet niet gebleken van relevante feiten of omstandigheden die de voorzitter ten tijde van het geven van de bestreden beslissing niet bekend waren.
5.6 De raad onderschrijft de beoordeling door de voorzitter en maakt die tot de zijne. Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
6 MAATREGEL
6.1 Gelet op het gegronde onderdeel van de klacht en de overige omstandigheden acht de raad na te vermelden maatregel passend en geboden.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet gedeeltelijk gegrond;
- verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- legt verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 januari 2016.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 19 januari 2016 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053707. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
088-2053777 of griffie@hofvandiscipline.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl