Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:336

Zaaknummer

15-371/DH/RO

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij met betrekking tot onnodig grievende uitlatingen. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is de raad van oordeel dat hetgeen klager heeft aangevoerd onvoldoende is om de conclusie te rechtvaardigen dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens hem heeft gehandeld. De klacht is daartoe tegenover de gemotiveerde betwisting onvoldoende nader onderbouwd althans geconcretiseerd. Klacht ongegrond.

Uitspraak

van  7 december 2015

in de zaak 15-371/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 1 september 2015 aan de raad, door de raad ontvangen op 4 september 2015, heeft de deken van de Haagse Orde van Advocaten de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van 5 oktober 2015 van de raad in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennisgenomen van de stukken, bedoeld in artikel 49, lid 2 Advocatenwet.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    In een procedure tussen J BV en de heer Van D, die door verweerder werd bijgestaan, heeft verweerder in de processtukken gesteld dat klager twee heren heeft gediend in een vastgoedtransactie.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat deze bij voortduring veelvuldig en onnodig klagers naam in diskrediet heeft gebracht en blijft brengen in de procedure tussen partij J BV en de heer Van D.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft naar voren gebracht dat hij in een kortgedingprocedure heeft aangevoerd dat klager in strijd met artikel 3 van de NVM Erecode heeft gehandeld, omdat hij twee heren heeft gediend in een vastgoedtransactie.

4.2    Verweerder is van mening dat hij dit heeft mogen stellen in het belang van zijn cliënt.

5    BEOORDELING

5.1    Vast staat dat verweerder in het kader van een procedure namens zijn cliënt heeft gesteld dat klager met twee petten op heeft gehandeld en dat dit in strijd zou zijn met artikel 3 van de NVM Erecode. Verweerder heeft gemotiveerd onderbouwd dat hij zulks in het belang van zijn cliënt heeft gesteld. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is de raad van oordeel dat hetgeen klager heeft aangevoerd onvoldoende is om de conclusie te rechtvaardigen dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens hem heeft gehandeld. De klacht is daartoe tegenover de gemotiveerde betwisting onvoldoende nader onderbouwd althans geconcretiseerd.

5.2    De klacht is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De Raad van Discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, P.S. Kamminga, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 december 2015.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 9 december 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag     

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-    het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager 

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053707. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088-2053777 of griffie@hofvandiscipline.nl.

 

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl