Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-01-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:17

Zaaknummer

R. 4678/14.262

Inhoudsindicatie

Klacht over eigen advocaat. Verweerder heeft niet voldaan aan vereiste van schriftelijke vastlegging. Verweerder heeft het door hem niet tijdig betalen van het verschuldigde griffierecht in hoger beroep niet schriftelijk vastgelegd en hij heeft klager niet geïnformeerd over de consequenties hiervan of de resterende mogelijkheden. Verweerder heeft tekortgeschoten in zijn zorgplicht jegens klager en heeft derhalve niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Klacht deels gegrond en maatregel van berisping opgelegd.

Uitspraak

Beslissing van 18 januari 2016

in de zaak R. 4678/14.262

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 28 november 2014 met kenmerk R.2014/98, door de raad ontvangen op 1 december 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 november 2015 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

2.1    Klager heeft verweerder, volgens verweerder in maart/april 2013, gevraagd hem bij te staan in vier verschillende zaken.

2.2    Klager heeft de deken op 3 december 2013 verzocht om te bemiddelen tussen hem en verweerder aangezien hij niet meer vernomen had van verweerder.

2.3    Naar aanleiding van het verzoek tot bemiddeling heeft verweerder klager bij brief van 19 februari 2014 nader geïnformeerd. Verweerder heeft klager onder meer geschreven:

“Ten aanzien van de zaak tegen Stichting D. X

(…)

Zoals ik u reeds mondeling heb meegedeeld, is er iets fout gegaan bij het Hof of op mijn kantoor, in die zin dat het griffierecht niet tijdig betaald bleek te zijn.

(…)

Het gevolg hiervan is dat nu de zaak definitief is geëindigd.

(…)

Herziening strafzaak

(…)

Ik zie, ook na zorgvuldige bestudering, geen mogelijkheid voor u een zogenaamde revisieprocedure te starten.

Civiele vordering naar aanleiding van in beslag genomen auto

(…)

Wilt u echter met succes een procedure starten, dan zult u daarvoor meer bewijs moeten leveren.

Artikel 12-procedure jegens X

(…)

Ik meen dan ook dat deze zaak kansloos is.

(…)

Ik heb u nimmer enige toezegging gedaan en u meerdere malen gewezen op de mogelijkheid een andere advocaat te raadplegen.

(…)

Gezien het vorenstaande heb ik besloten uw zaken niet in behandeling te nemen. Ik bied voor wat betreft de zaak die misgegaan is, nogmaals mijn verontschuldigingen aan. Ik meen evenwel dat mijn kantoor op dat punt niets valt te verwijten.

(…).”

2.4    Bij brief van 5 maart 2014 heeft klager de deken verzocht om zijn verzoek tot bemiddeling om te zetten in een klacht.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij tekort is geschoten in de behartiging van zijn belangen. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij ondanks zijn toezegging aan klager om de zaak te bekijken 20 maanden stil heeft gezeten. Verweerder heeft klager ondanks herhaalde verzoeken daartoe niet geïnformeerd over zijn standpunt, althans over de stand van zaken in de door klager aangedragen zaken. Verweerder heeft klager bovendien geen afschrift van de aanvraag van toevoeging toegestuurd.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft klager nooit toegezegd dat hij de door hem aangedragen zaken zou behandelen. Verweerder heeft klager daarentegen steeds meegedeeld dat hij de zaken niet in behandeling zou nemen. Hij heeft  klager verwezen naar andere advocaten. Bovendien heeft hij klager meegedeeld dat hij bewijs zou moeten hebben. Er moesten stukken aan verweerder verstrekt worden. Aanvullende stukken, die hij nog ontvangen heeft van klager, hebben er niet toe geleid dat verweerder alsnog de zaken voor klager wilde behandelen.

4.2    Omdat verweerder de zaken niet in behandeling heeft genomen, heeft hij geen toevoegingen aangevraagd. Hij kon klager dan ook geen kopieën sturen.

4.3    Verweerder heeft niet de noodzaak gezien om één en ander schriftelijk aan klager te bevestigen. Immers, verweerder had de zaken niet in behandeling genomen. Verweerder heeft echter aanleiding gezien om naar aanleiding van het verzoek tot bemiddeling, alsnog een bericht te sturen aan klager.

4.4    Verweerder erkent dat het griffierecht te laat betaald is ten gevolge waarvan het hoger beroep niet door het hof behandeld is. Verweerder heeft deze kwestie gemeld bij zijn verzekeraar. Eventueel geleden schade wordt gedekt door de verzekering.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    Voorop staat dat een advocaat ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil van belang zijnde zaken en afspraken schriftelijk dient te bevestigen aan de cliënt. Indien een schriftelijke bevestiging ontbreekt, ligt dit – volgens vaste rechtspraak – in de risicosfeer van de advocaat.

5.3    Vaststaat dat verweerder niet eerder dan bij brief van 19 februari 2014 aan klager heeft meegedeeld, dan wel bevestigd, dat hij geen van de door hem aangebrachte zaken zou behandelen. Verweerder is daartoe eerst overgegaan naar aanleiding van het hem toegestuurde verzoek van klager aan de deken om te bemiddelen.

5.4    Door eerst bij brief van 19 februari 2014 mee te delen dat de zaken niet in behandeling worden genomen terwijl, volgens de eigen stelling van verweerder, klager hem in maart/april 2013 reeds gevraagd had om de zaken te behandelen, heeft verweerder niet voldaan  aan de zorgplicht die een advocaat ten opzichte van zijn cliënt heeft.   

5.5    Voorts ontbreekt enige schriftelijke vastlegging met betrekking tot de door verweerder gemaakte beroepsfout, dat wil zeggen het niet tijdig betalen van het verschuldigd griffierecht in hoger beroep, ten gevolge waarvan het hoger beroep niet inhoudelijk behandeld is. Evenmin is gebleken dat verweerder klager heeft geïnformeerd over de consequenties van het niet betalen  van het griffierecht en de mogelijkheden die klager wellicht nog restten. Verweerder heeft ook niet kunnen aantonen dat hij zijn verzekeraar heeft ingelicht omtrent de gemaakte beroepsfout.

5.6    Gelet op het voorgaande is verweerder tekort geschoten in de zorgplicht die op hem rust jegens klager en derhalve niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

5.7    De klacht is in zoverre gegrond.

5.8    Het klachtonderdeel dat ziet op de toevoeging acht de raad ongegrond nu niet is komen vast te staan dat verweerder enige toevoeging ten behoeve van klager heeft aangevraagd. De klacht is in zoverre ongegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Gelet op de aard en de ernst van de gegrond bevonden klachtonderdelen acht de raad na te vernemen maatregel passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond;

verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

legt aan verweerder de maatregel op van berisping.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 januari 2016.

griffier    voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 januari 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053707. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088-2053777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl