Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-02-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:27

Zaaknummer

15-399/DB/LI

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft twee toevoegingen voor klaagster aangevraagd en één van die toevoegingen gedeclareerd. Gelet op het behaalde resultaat heeft verweerster de tweede toevoeging niet ter declaratie ingediend, maar een eindafrekening aan klaagster gezonden. Verweerster heeft niet aangetoond dat zij werkzaamheden in de tweede kwestie heeft verricht en had bovendien, gelet op de afgegeven toevoeging, geen nota aan klaagster mogen sturen.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond; enkele waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 15 februari 2016

in de zaak 15-399/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

 

klaagster

 

 

tegen:

 

 

 

 

verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 11 december 2014 heeft klaagster zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg beklaagd over verweerster. Bij brief aan de raad van 18 september 2015 met kenmerk DOK 14-192, door de raad ontvangen op 21 september 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 december 2015 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerster, bijgestaan door haar kantoorgenote.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen. De raad heeft daarnaast kennis genomen van de nagekomen brief van klaagster van 17 november 2015 en van de nagekomen brief van verweerster van 24 november 2015.

 

 

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerster heeft klaagster bijgestaan in een tweetal erfeniskwesties. Op 16 december 2013 heeft een intakegesprek plaatsgevonden. Verweerster heeft vervolgens bij de Raad voor Rechtsbijstand twee toevoegingen ten behoeve van klaagster aangevraagd; een voor de afwikkeling van de nalatenschap van tante en een voor die van moeder. De toevoeging met betrekking tot de nalatenschap van de tante van klaagster is op 6 februari 2014 toegekend. De toevoeging met betrekking tot de nalatenschap van de moeder van klaagster is door de Raad voor Rechtsbijstand eveneens verleend. In beide gevallen is een eigen bijdrage aan klaagster opgelegd ter hoogte van € 141,00. Verweerster bevestigt dat aan klaagster in haar brief van 13 februari 2014.

2.2     Op 23 september 2014 dient verweerster in de zaak die betrekking had op de nalatenschap van de tante van klaagster een verzoekschrift in tot het verkrijgen van verlof om conservatoir beslag onder de notaris te leggen. Dit verlof wordt verleend en het beslag wordt gelegd. Door een fout van de notaris kleeft het beslag echter niet.

2.3     Partijen weten uiteindelijk, onder begeleiding van een notaris, tot een schikking te komen. Op 22 oktober 2014 vindt een eindbespreking plaats tussen verweerster en klaagster waarbij wordt afgesproken dat verweerster een declaratie zal sturen voor de door haar verrichte werkzaamheden. Deze declaratie wordt op 27 oktober 2014 door verweerster aan klaagster verstuurd en wordt verrekend met door verweerster ten behoeve van klaagster ontvangen derdengelden.

2.4     Op 15 november 2014 stuurt de gemachtigde van klaagster een brief aan verweerster waarin hij verzoekt om terugbetaling van de slotdeclaratie aangezien hij van mening is dat deze ten onrechte is verzonden. Op 5 december 2014 stuurt de gemachtigde van klaagster een rappèl aan verweerster. Verweerster reageert bij brieven van 4 en 8 december 2014 en geeft aan dat de toevoeging inzake de nalatenschap van de moeder van klaagster, gelet op het behaalde resultaat, zou worden ingetrokken door de Raad voor Rechtsbijstand en dat daarom een rekening is gestuurd voor de door verweerster in die zaak verrichte werkzaamheden. Voor wat betreft de nalatenschap van tante is door verweerster de toevoeging wel gedeclareerd omdat daar het behaalde resultaat binnen de daarvoor geldende grenzen is gebleven.

 

3          klacht

 

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

1.       zij een declaratie  van € 1.815,00 heeft gestuurd voor werkzaamheden in de afwikkeling van de nalatenschap van haar moeder, terwijl verweerster daarvoor een toevoeging had aangevraagd en zij geen enkele bemoeienis heeft gehad met de afwikkeling van die nalatenschap;

2.       zij een verkeerd schikkingsadvies heeft gegeven ten aanzien van de vordering die klaagster op haar broer had terzake van haar erfdeel uit de nalatenschap van tante.

 

4          VERWEER

4.1     Verweerster is van mening dat door haar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klaagster geeft verweerster aan dat zij genoodzaakt was om de door haar verrichte werkzaamheden in rekening te brengen aangezien het behaalde resultaat boven de door de Raad voor Rechtsbijstand vastgestelde grenzen viel. De Raad voor Rechtsbijstand zou, met andere woorden, de beide toevoegingen hebben ingetrokken, waarna verweerster alsnog genoodzaakt zou zijn om de door haar verrichte werkzaamheden bij klaagster in rekening te brengen. Teneinde deze onnodige exercitie te voorkomen heeft verweerster met klaagster de afspraak gemaakt dat de toevoeging niet ter declaratie zou worden ingediend maar dat verweerster aan klaagster een aanvullende nota zou zenden. Deze nota is op 27 oktober 2014 ook verzonden en het openstaande bedrag is verrekend met door verweerster ten behoeve van klaagster ontvangen derdengelden.

4.2     Voor wat betreft het tweede klachtonderdeel stelt verweerster zich op het standpunt dat door haar geen onjuist schikkingsadvies is gegeven. Het advies om de kwestie ten aanzien van de nalatenschap van de tante van klaagster voor een bedrag van € 10.000,00 te schikken was niet ingegeven door de hoogte van het heffingsvrije vermogen, maar was ingegeven door het feit dat het door klaagster te vorderen bedrag deels was opgebouwd uit een vordering die niet kon worden bewezen. Het ging om een vordering tot vergoeding van schade die klaagster heeft geleden doordat bepaalde goederen ontbraken. Deze goederen waren weg en het was daardoor niet vast te stellen, laat staan te bewijzen, wat de waarde van die goederen is geweest. Om die reden heeft verweerster klaagster dan ook geadviseerd om genoegen te nemen met een bedrag ter hoogte van € 10.000,00.

 

5          BEOORDELING

5.1      De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals die gold vóór 1 januari 2015 bedoeld.

Ad klachtonderdeel 1

5.2      Klaagster verwijt verweerster dat zij een declaratie heeft gestuurd voor werkzaamheden in de afwikkeling van de nalatenschap van haar moeder, terwijl verweerster daarvoor een toevoeging had aangevraagd en zij met de afwikkeling van die nalatenschap geen bemoeienis heeft gehad. Door klaagster wordt gesteld dat zij verweerster nimmer opdracht heeft gegeven om in de kwestie met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van haar moeder werkzaamheden te verrichten. Door verweerster wordt aangegeven dat zij die opdracht wel degelijk heeft gehad en heeft aanvaard en dat het ook noodzakelijk was om werkzaamheden te verrichten. Gelet op de zich in het dossier bevindende stukken en hetgeen ter zitting is besproken, is de raad van oordeel dat verweerster inderdaad opdracht heeft gekregen om mogelijk werkzaamheden te verrichten in de zaak met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klaagster. Door verweerster is in haar opdrachtbevestiging immers aangegeven dat zij een tweetal toevoegingen heeft aangevraagd, een voor de nalatenschap van tante en een voor die van moeder. Daartegen is door klaagster geen bezwaar gemaakt. Daarmee heeft klaagster dus opdracht gegeven voor het aanvragen van de toevoeging en voor het wellicht, indien nodig, verrichten van werkzaamheden.

Door verweerster wordt in diezelfde brief echter ook duidelijk aangegeven dat zij met klaagster heeft afgesproken dat zij vooralsnog geen werkzaamheden in de kwestie met betrekking tot de nalatenschap van moeder zou verrichten. Verweerster heeft dus wel opdracht gekregen, maar eveneens afgesproken om tot nader order geen werkzaamheden te verrichten. Klaagster zou eerst zelf proberen om tot een oplossing te komen en dat is klaagster gelukt. Verweerster heeft derhalve geen werkzaamheden met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van moeder hoeven te verrichten.

5.3      De door verweerster wel verrichte werkzaamheden hadden alle slechts betrekking op de afwikkeling van de nalatenschap van tante. Dat geldt ook voor de contacten met de notaris die de woning van moeder heeft geleverd, aangezien deze voortvloeiden uit het feit dat verweerster in de kwestie met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van tante beslag heeft gelegd en daarover contact moest hebben met de notaris die de nalatenschap van moeder afwikkelde. Door verweerster zijn, voor zover de raad dat heeft kunnen vaststellen, geen werkzaamheden verricht die niet vallen onder het bereik van de toevoeging welke voor de afwikkeling van de nalatenschap van tante is aangevraagd. Verweerster had derhalve niet het recht om klaagster een declaratie te zenden voor werkzaamheden met betrekking tot de nalatenschap van moeder. Door dat toch te doen heeft verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

5.4      Bovendien is de verantwoording van de door verweerster gewerkte uren erg ondoorzichtig. Zo kan verweerster niet verklaren waarom er drie maal griffierecht in rekening is gebracht, is de declaratie van verweerster niet voorzien van een deugdelijke specificatie en kan verweerster niet uitleggen waarom er een verschil bestaat tussen het door haar gefactureerde uurtarief en het door haar gecrediteerde tarief. De financiële afwikkeling is daardoor onduidelijk en ook dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdeel 1 is derhalve gegrond.

Ad klachtonderdeel 2

5.5      Klaagster verwijt verweerster dat zij haar een verkeerd schikkingsadvies heeft gegeven door uit te gaan van de verkeerde grens voor heffingsvrij vermogen. Door verweerster is tijdens de mondelinge behandeling onweersproken gesteld dat de vordering van klaagster voor een gedeelte van € 8.000,00 uit een goed bewijsbare vordering bestond, maar voor het overige uit een moeilijker te bewijzen vordering. Door verweerster werd aangegeven dat het eerste bod € 5.000,00 bedroeg en dat zij klaagster uiteindelijk, nu de totale vordering ongeveer € 15.000,00 bedroeg, geadviseerd heeft om voor een bedrag van € 10.000,00 te schikken. Daarmee is het gekozen bedrag een uitkomst van onderhandelingen en niet afhankelijk van de grens voor heffingsvrij vermogen. In die omstandigheden kan de raad niet vaststellen of het advies al dan niet onjuist was. Klachtonderdeel 2 is derhalve ongegrond.

 

6          MAATREGEL

6.1      Nu klachtonderdeel 1 gegrond is zal, gelet op de ernst van de verweten gedraging, aan verweerster de maatregel van enkele waarschuwing worden opgelegd.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart klachtonderdeel 1 gegrond en legt terzake aan verweerster op de maatregel van enkele waarschuwing;

-        verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond.

 

 

Aldus gewezen door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 februari 2016.

 

Griffier                                             Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 februari 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

-       klaagster

-       verweerster

en per gewone post aan:

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg    

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan, ten aanzien van klachtonderdeel 2 hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-       klaagster 

-       verweerster

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan, ten aanzien van klachtonderdeel 1 hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-       verweerster

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg     

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3770 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl