Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-02-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:30

Zaaknummer

15-465/DB/ZWB/D

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft griffierecht te laat betaald, processtukken aan de cliënt onthouden, geen akte genomen en het hof onjuist geïnformeerd over de reden van het niet tijdig betalen van griffierecht. Verweerder mocht, als stagiaire, vertrouwen op de mededeling van zijn patroon dat griffierecht betaald was en mocht ook vertrouwen op de juistheid van de mededeling omtrent de reden van het niet tijdig betalen van het griffierecht. Een advocaat heeft, ook als stagiaire, een eigen verantwoordelijkheid om de cliënt te informeren, zelfs als dat tegen instructies van zijn patroon in zou gaan.

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar gedeeltelijk gegrond; enkele waarschuwing.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 15 februari 2016

in de zaak 15 – 465/DB/ZWB/D

 

naar aanleiding van het dekenbezwaar van:

 

 

 

deken

 

 

tegen:

 

 

 

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 15 oktober 2015 met kenmerk K15-052, door de raad ontvangen op 16 oktober 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant het dekenbezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Het dekenbezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 14 december 2015 in aanwezigheid van de deken, verweerder en zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen.

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Energieleverancier X heeft de heer Y gedagvaard in verband met schade die is ontstaan doordat de heer Y ten behoeve van een hennepkwekerij in een loods bij zijn woning elektriciteit heeft afgenomen via een illegale aftakking in de meterkast. Verweerder heeft de heer Y in die procedure bijgestaan.

2.2      Op 17 april 2013 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant vonnis gewezen en de heer Y veroordeeld tot het betalen van een bedrag van € 60.515,78, te vermeerderen met rente en kosten. Verweerder heeft tegen dit vonnis op verzoek van de heer Y hoger beroep ingesteld. Het griffierecht diende uiterlijk op 27 augustus 2013 te zijn voldaan. Het griffierecht werd echter pas op 30 augustus 2013 door het gerechtshof ontvangen en is dus te laat betaald.

2.3      De procedure bij het hof komt vervolgens op de rol van 24 september 2013 te staan voor akte uitlating door beide partijen. Door energieleverancier X wordt een akte genomen, maar door verweerder niet. Vervolgens stuurt verweerder het hof op 7 oktober 2013 wel een brief waarin hij aangeeft dat het landelijk dienstencentrum rechtspraak, dat verantwoordelijk is voor het versturen van de nota’s terzake griffierecht, de rekening-courant van het kantoor van verweerder abusievelijk had opgeheven, waardoor het griffierecht te laat zou zijn betaald. Op 11 oktober 2013 stuurt het hof verweerder een fax en vraagt daarin waarom verweerder niet van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om op de rol van 24 september 2013 een akte in te dienen. Verweerder antwoordt daarop bij brief van 14 oktober 2013 en geeft aan dat er door een combinatie van problemen met de rekening-courant en het ontbreken van een stabiele internetverbinding misslagen zijn ontstaan en de kans op het nemen van een akte is gemist.

2.4      Bij fax van 15 oktober 2013 geeft het hof aan dat er helemaal geen problemen zijn geweest met de rekening-courantverhouding. Het kantoor van verweerder heeft namelijk geen rekening-courant bij het hof. De rolraadsheer verzoekt verweerder om zich over het vorenstaande schriftelijk uit te laten op 21 oktober 2013. Verweerder antwoordt op 31 oktober 2013 en geeft aan dat sprake was van een misverstand en dat door de administratie van kantoor een fout zou zijn gemaakt.

2.5      Op 12 november 2013 wijst het hof arrest en verleent energieleverancier X ontslag van instantie, met veroordeling van de heer Y in de proceskosten.

2.6      In een gesprek in december 2013 is door verweerder aan de heer Y aangegeven dat de proceskosten door de verzekeraar vergoed zouden worden. De patroon van verweerder zou de kwestie bij zijn aansprakelijkheidsverzekering hebben gemeld. Op 25 februari 2014 stuurt verweerder een brief aan de heer Y en geeft daarin aan dat hij van de administratie van het kantoor begrepen heeft dat de proceskosten door de verzekeraar aan de wederpartij zijn voldaan. Voor wat betreft de overige door de heer Y geleden schade wordt aangegeven dat de verzekeraar de zaak in behandeling zou hebben.

 

 

3          DEKENBEZWAAR

Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat

1.       verweerder het griffierecht in een appèlprocedure niet tijdig heeft betaald;

2.       verweerder heeft verzuimd een akte te nemen op de rol van 24 september 2013;

3.       verweerder heeft verzuimd de heer Y afschriften te sturen van 7 processtukken, gewisseld in de periode van 24 september 2013 tot en met 12 november 2013, daaronder begrepen het arrest van het gerechtshof;

4.       verweerder de griffie van het gerechtshof bewust onjuist geïnformeerd heeft over de reden van het niet tijdig voldoen van het griffierecht.

 

4          VERWEER

4.1      Verweerder erkent dat het griffierecht door het kantoor te laat werd betaald. Verweerder stelt echter dat deze fout hem niet kan worden verweten en dat de eindverantwoordelijkheid daarvoor bij zijn patroon is gelegen. Verweerder heeft zelf de betalingstermijn nauwlettend in de gaten gehouden, maar de medewerkster van de administratie heeft desondanks niet voor tijdige betaling van het griffierecht gezorgd. Verweerder had zelf geen toegang tot de financiële administratie en werd bovendien door de administratief medewerkster verkeerd geïnformeerd. Zij had verweerder namelijk verteld dat het griffierecht tijdig was voldaan en verweerder heeft daarop vertrouwd.

4.2      Voor wat betreft het niet nemen van de akte stelt verweerder dat hij geen akte kon nemen omdat hij geen toegang had tot het roljournaal. Het kantoor zou de rekening van het internetabonnement niet betaald hebben, waardoor verweerder geen toegang tot het roljournaal had. Bovendien was het uitdraaien van het roljournaal de verantwoordelijkheid van de administratief medewerkster van kantoor en niet die van verweerder zelf. Dat verweerder geen akte heeft genomen, kan hem dus niet worden verweten. Bovendien geeft verweerder aan dat het nemen van een akte niet verplicht is en dat het ook geen zin zou hebben gehad om wel een akte te nemen gelet op de reden van het niet tijdig betalen van het griffierecht.

4.3      Voor wat betreft het niet toezenden van de processtukken aan zijn cliënt stelt verweerder dat hij van zijn patroon de opdracht had gekregen om geen stukken aan de cliënt toe te zenden. Volgens verweerder was de achterliggende strategische gedachte dat bij de cliënt de schijn moest worden opgehouden dat de procedure nog gaande was. Verweerder was het met deze instructie niet eens, maar heeft zich daar wel aan gehouden.

4.4      Voor wat betreft het onjuist informeren van de griffie van het gerechtshof stelt verweerder dat hij het gerechtshof niet bewust onjuist heeft geïnformeerd. De administratief medewerkster van het kantoor had verweerder gezegd dat het griffierecht niet was betaald omdat de rekening-courantverhouding plotseling was opgeheven en verweerder heeft dat aan het gerechtshof doorgegeven. Verweerder is van mening dat hij mocht uitgaan van de juistheid van de informatie die hem door de administratief medewerkster van het kantoor werd verstrekt.

 

5          BEOORDELING

5.1      De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

Ontvankelijkheid

5.2      Door de gemachtigde van verweerder is tijdens de mondelinge behandeling betoogd dat de deken niet ontvankelijk zou zijn omdat het dossier onvolledig zou zijn en omdat het dekenbezwaar te laat is ingediend. Aangezien dit het meest verstrekkende verweer is, zal de raad eerst hierover een oordeel uitspreken.

5.3      In artikel 46 g lid 1 sub a van de nieuwe Advocatenwet wordt bepaald dat een klacht, of in casu een dekenbezwaar, door de voorzitter van de raad van discipline niet ontvankelijk wordt verklaard indien deze wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager, in casu de deken, heeft kennis genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop het dekenbezwaar betrekking heeft. In dit geval heeft het dekenbezwaar betrekking op gedragingen die eind 2013 hebben plaatsgevonden. Dat betekent dat de termijn van drie jaren zoals bedoeld in artikel 46 g van de nieuwe Advocatenwet nog niet is verstreken. De deken is derhalve wel ontvankelijk in haar bezwaar.

5.4      Door verweerder werd nog betoogd dat de deken niet ontvankelijk zou moeten zijn omdat het dossier onvolledig is. De raad is echter van oordeel dat het door de deken ingediende dekenbezwaar voldoende onderbouwd is om dit te behandelen. Verweerder wordt ook niet in de verdediging van zijn belangen geschaad en heeft voldoende gelegenheid gehad en gebruikt om zich te verweren tegen het dekenbezwaar. Het beroep van verweerder op niet ontvankelijkheid zal derhalve worden afgewezen.

Ad klachtonderdeel 1

5.5      Verweerder erkent dat het griffierecht in de hoger beroepprocedure voor de heer Y te laat is betaald. Verweerder heeft aangegeven dat hij diverse malen aan zowel zijn patroon als de administratief medewerkster van kantoor heeft gevraagd om het griffierecht tijdig te betalen. Deze hebben hem medegedeeld dat er reeds betaald was. Alhoewel het de verantwoordelijkheid van de behandelend advocaat is om er zorg voor te dragen dat het griffierecht tijdig moet worden betaald, mocht verweerder, die als stagiaire op het kantoor van zijn patroon werkzaam was, vertrouwen op de mededeling van zijn patroon dat het griffierecht was betaald. Het eerste onderdeel is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel 2

5.6      Verweerder erkent dat hij op de rol van 24 september 2013 geen akte heeft genomen. Dat kwam doordat de administratief medewerkster van kantoor het roljournaal had moeten uitprinten en dat niet heeft gedaan, waardoor verweerder niet heeft gezien dat hij een akte had moeten nemen. Later wordt door verweerder nog aangevoerd dat het nemen van een akte geen zin zou hebben gehad, gelet op de reden van het te laat betalen. De raad is van oordeel dat het de verantwoordelijkheid van verweerder als behandelend advocaat is om zelf termijnen te bewaken en het roljournaal te raadplegen. Verweerder kan die taak niet overlaten aan een administratief medewerkster. Het had op de weg van verweerder gelegen om zelf bij te houden wanneer de zaak weer op de rol zou komen. De raad is daarnaast van oordeel dat het de plicht van verweerder was om een akte te nemen. Door geen akte te nemen heeft verweerder klager een kans ontnomen om zijn standpunt aan het hof voor te leggen. Ook indien de kans van slagen gering was, had verweerder toch de mogelijkheid om een akte te nemen moeten benutten. Het tweede klachtonderdeel is derhalve gegrond.

Ad klachtonderdeel 3

5.7      Verweerder erkent dat de heer Y geen afschriften van diverse processtukken heeft gekregen. Verweerder had van zijn patroon de instructie ontvangen om deze stukken niet aan de heer Y te sturen. Verweerder kan zich op dit punt echter niet achter instructies van zijn patroon verschuilen. Verweerder is als behandelend advocaat zelf verantwoordelijk en kan zich niet aan deze verantwoordelijkheid onttrekken door instructies van zijn patroon. Verweerder had derhalve zelf de heer Y afschriften van de processtukken moeten sturen en had de heer Y ook direct moeten informeren over het niet tijdig betalen van het griffierecht. Verweerder heeft daar een eigen verantwoordelijkheid en had tegen de instructie van zijn patroon in moeten gaan. Het derde klachtonderdeel is derhalve eveneens gegrond.

Ad klachtonderdeel 4

5.8      Verweerder wordt verweten dat hij het gerechtshof bewust onjuist heeft geïnformeerd over de reden van het niet tijdig voldoen van het griffierecht. Verweerder erkent dat hij het gerechtshof, achteraf bezien, onjuist heeft geïnformeerd, maar ontkent dat hij dit bewust heeft gedaan. Verweerder heeft vertrouwd op een mededeling van de administratief medewerkster van het kantoor en heeft, zonder deze te verifiëren, het gerechtshof onjuist geïnformeerd. De raad kan, op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, niet vaststellen dat verweerder het gerechtshof bewust onjuist geïnformeerd heeft. Het vierde klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

        

6          MAATREGEL

6.1      Nu de klachtonderdelen 2 en 3 gegrond zijn bevonden, zal de raad, gelet op de ernst van de verweten gedragingen en rekening houdend met het feit dat verweerder ten tijde van de verweten gedragingen als stagiaire op het kantoor van zijn patroon werkzaam was, aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing opleggen.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de onderdelen 2 en 3 van het dekenbezwaar gegrond;

-        verklaart de onderdelen 1 en 4 van het dekenbezwaar ongegrond;

-        bepaalt dat aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing wordt opgelegd;

 

 

 

Aldus gewezen door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 februari 2016.

 

 

 

Griffier                                                         Voorzitter

 

 

 

 

 

De griffier van de Raad van Discipline Den Bosch

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 februari 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

-       verweerder

en per gewone post aan:

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant     

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-       het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant     

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3770 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl