Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-02-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:32

Zaaknummer

15-297/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Door het dossier pas een uur voorafgaande aan een pro forma zitting in de zaak over te dragen aan de opvolgend raadsman, heeft verweerder een onaanvaardbaar risico gelopen dat klager in zijn belangen zou worden geschaad en geenszins de zorgvuldigheid betracht die van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond: voorwaardelijke schorsing voor de duur van 2 weken

Uitspraak

 

Beslissing van 22 februari 2016

in de zaak  15-297/DB/ZWB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

                     

                       k lager        

                            

 

        

                      tegen:

 

 

                                            

                      verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 20 augustus 2015 met kenmerk K15-001a, door de raad ontvangen op 21 augustus 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de Raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de Raad van 4 januari 2016 in aanwezigheid gemachtigde van klager. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.3      De Raad heeft kennis genomen van:

 

-     het klachtdossier;

 

 

2          FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter          zitting onweersproken is verklaard, van de volgende vaststaande feiten          uitgegaan:

2.2     Bij faxbrief d.d. 26 november 2014 heeft de gemachtigde van klager aan verweerder medegedeeld dat klager hem had gevraagd om zijn zaak over te nemen en verzocht om toezending van het dossier indien verweerder daarmee akkoord zou gaan. Op 1 december 2014 heeft hierover telefonisch contact plaatsgevonden tussen de gemachtigde van klager en verweerder. Bij faxbrief d.d. 1 december 2014 heeft verweerder aan gemachtigde van klager laten weten dat hij van klager zelf geen verzoek tot overname had gehad en dat hij deze hieromtrent eerst nog wilde bezoeken. Dit bezoek heeft uiteindelijk niet plaatsgevonden. Tussen klager zelf en verweerder is telefonisch contact geweest met betrekking tot de overname van de zaak.

2.3     Op 3 december 2014 heeft een medewerker van het kantoor van verweerder aan de gemachtigde van klager toegezegd dat het dossier uiterlijk de dag daarna zou worden afgegeven. Toen dat niet gebeurde heeft de gemachtigde van klager op 8 december 2014 nogmaals contact opgenomen met het kantoor van verweerder. De gemachtigde van klager zou worden teruggebeld, maar dat is niet gebeurd.

2.4     Op 9 december 2014 heeft de gemachtigde van klager om 8:30 uur nogmaals aan het kantoor van verweerder verzocht om afgifte van het dossier. Het dossier is uiteindelijk op 9 december 2014 om 9:28 uur op diens kantoor afgegeven. Op diezelfde dag vond om 10.30 uur de pro-forma behandeling van klagers zaak plaats bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. Op de betreffende zitting zou een verzoek tot opheffing c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis van klager worden gedaan.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door niet adequaat te handelen bij de overdracht van het dossier met als gevolg dat klager in zijn procesbelang is geschaad.

 

 

4          VERWEER

4.1      Het is juist dat de gemachtigde van klager heeft verzocht om overname van het dossier, maar verweerder wilde dit eerst verifiëren. Door overplaatsing van klager is daarvoor geen gelegenheid geweest. De zitting van 9 december 2014 betrof uitsluitend een pro forma zitting waarop een verzoek om opheffing, subsidiair schorsing van de voorlopige hechtenis zou worden gedaan en klager was daarvan op de hoogte.

 

5          BEOORDELING

5.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold.

5.2      Onweersproken staat vast dat zijdens verweerder reeds op 3 december 2014 aan gemachtigde van klager was toegezegd dat klagers dossier uiterlijk op 4 december 2014 zou worden overgedragen. De feitelijke overdracht heeft, ondanks herhaalde verzoeken, pas een uur voorafgaande aan de pro forma zitting bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch plaatsgevonden. De raad is van oordeel dat verweerder niet adequaat heeft gehandeld bij de overdracht van het dossier en daarmee een onaanvaardbaar risico heeft genomen dat klager in zijn belangen zou worden geschaad. Op de betreffende zitting zou immers, conform afspraak met klager, een verzoek tot opheffing c.q. schorsing  van klagers voorlopige hechtenis worden gedaan zodat het van groot belang was dat klagers gemachtigde tijdig kennis kon nemen van de inhoud van het dossier, ook in verband met eventueel nog in te dienen nadere onderzoekswensen.

5.3      De raad is van oordeel dat verweerder bij de overdracht van het dossier niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van een behoorlijk advocaat mocht worden verwacht bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt. Verweerder heeft voor zijn handelen geen enkele verklaring gegeven die tot verontschuldiging kan leiden. De klacht zal derhalve gegrond worden verklaard.

     

6          MAATREGEL

6.1      Verweerder heeft door zijn nalatig handelen de belangen van klager op het spel gezet. Dit valt hem ernstig te verwijten. Gelet hierop acht de raad de maatregel van voorwaardelijke schorsing voor een hierna te bepalen duur passend en geboden. Daarbij weegt de raad mee dat verweerder reeds eerder voor een soortgelijke handelwijze tuchtrechtelijk is veroordeeld (beslissingen van de raad ZWB 81-2014 en ZWB 343-2014).

 

6        BESLISSING

6.1    De raad van discipline:

-           verklaart de klacht gegrond;

                        -           legt op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk                                 voor de duur van twee weken;

                        -           bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij                                  de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat                                   verweerder een of meer van de navolgende bijzondere of algemene                                voorwaarden niet heeft nageleefd;

                        -           stelt als algemene voorwaarde dat verweerder zich binnen de                                           hierna te melden proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in                                    artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

                        -           stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag                                   dat deze beslissing onherroepelijk wordt.

 

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans , voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, J.J.M. Goumans, L.R.G.M. Spronken en J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 februari 2016.

 

griffier                                                                        voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 22 februari 2016

 

verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

 

en per e-mail aan:

 

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voor zover deze  ongegrond is verklaard tevens door

-      klager

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-        Brabant

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 2053701 . Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 2053777 of griffie@hofvandiscipline.nl

 

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl .