Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-02-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:25

Zaaknummer

16-014/DH/RO

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Volgens vaste jurisprudentie heeft de tuchtrechter niet de bevoegdheid om declaratiegeschillen te beslechten. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren. Nu slechts het tarief dat tevoren is afgesproken en in de opdrachtbevestiging is vastgelegd door klager is betaald, is daarvan, gelet op hetgeen over de aard en omvang van de bijstand van verweerder uit het dossier blijkt, geen sprake. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 15 februari 2016

in de zaak 16-014/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 6 januari 2016 met kenmerk R 2016/03 ml, door de raad ontvangen op 7 januari 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager is verwikkeld in een huurgeschil met betrekking tot twee bedrijfspanden; een cafetaria en een grillroom.

1.2    Bij vonnis van 27 juni 2012 heeft de kantonrechter te W. de huurovereenkomst met betrekking tot de cafetaria beëindigd per 30 juni 2013 en de huurovereenkomst met betrekking tot de grillroom beëindigd per 31 augustus 2015.

1.3    Klager heeft zich tot het kantoor van verweerder gewend om hoger beroep in te stellen tegen dit vonnis. Mr. X heeft klager bijgestaan in deze procedure.

1.4    De tussen klager en mr. X gemaakte afspraken over de aard en de omvang van deze bijstand en de kosten daarvan zijn vastgelegd in een opdrachtbevestiging van 26 juli 2012. Daaruit volgt dat is afgesproken dat klager voorafgaand aan de procedure een bedrag betaalt ten behoeve van dossierstudie, een vast bedrag betaalt voor de procedure in hoger beroep en dat per zitting na de eerste bijgewoonde zitting een vast bedrag in rekening wordt gebracht.

1.5    Bij arrest van 24 september 2013 is het bestreden vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.

1.6    Bij brief van 25 augustus 2015 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij excessief heeft gedeclareerd. Verweerder heeft zich niet voldoende ingespannen voor klager, aangezien er slechts eenmaal een gesprek heeft plaatsgevonden, er tijdens de procedure in hoger beroep geen verdediging heeft plaatsgevonden en de tweede huurzaak niet is behandeld.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft de klacht gemotiveerd betwist. Op het verweer zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4    BEOORDELING

4.1    Volgens vaste jurisprudentie heeft de tuchtrechter niet de bevoegdheid om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld zoals de civiele- of de geschillenprocedure. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren. Nu slechts het tarief dat tevoren is afgesproken en in de opdrachtbevestiging is vastgelegd door klager is betaald, is daarvan, gelet op hetgeen over de aard en omvang van de bijstand van verweerder uit het dossier blijkt, geen sprake. De klacht is dan ook kennelijk ongegrond.

4.2    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. K.N. Schuurmans van Erkel als griffier op 15 februari 2016.

Griffier     Voorzitter

Mededelingen van de griffier ter informatie.

Deze beslissing is in afschrift op 15 februari 2016   

verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85491, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707).

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl.