Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-02-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:34

Zaaknummer

15-307/DB/HvD

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Geen eigen belang.

Inhoudsindicatie

Klacht niet-ontvankelijk.

Uitspraak

 

Beslissing van 22 februari 2016

in de zaak  15-307/DB/HvD

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                     

 

 

     

     klagers

 

 

                      tegen:

 

 

                    

                       verweerster

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 15 februari 2013, ontvangen op 15 februari 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden gebracht. Genoemde raad heeft de klacht op 19 februari 2013 doorgezonden aan het hof van discipline. Als gevolg van een administratieve vergissing is een tijdige behandeling achterwege gebleven. Bij beslissing van de voorzitter van het hof van discipline d.d. 16 juli 2015 is de klacht alsnog verwezen naar de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.

1.2      Bij brief van 16 juli 2015 met kenmerk 7588, door de Raad ontvangen op 21 juli 2015, heeft de griffier van het Hof van Discipline Arnhem-Leeuwarden, de klacht ter kennis van de Raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de Raad van 4 januari 2016 in aanwezigheid van verweerster bijgestaan door haar gemachtigde . Klagers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

 

-     het klachtdossier;

-     een brief van klagers d.d. 23 september 2015;

-     een brief van gemachtigde van verweerster d.d. 14 oktober 2015.

 

 

2          FEITEN

2.1      Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting onweersproken is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2      Verweerster is advocaat van de wederpartij. Namens haar cliënte E B.V. heeft zij gedurende meer dan 10 jaren meerdere procedures gevoerd tegen klagers, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. Deze procedures houden verband met een vakantiewoning van klagers, onderdeel uitmakend van een vakantiepark en de door klagers verschuldigde bijdragen en diensten. Klagers zijn in meerdere procedures veroordeeld tot betaling. Verweerster is ter inning van de betreffende vorderingen overgegaan tot het leggen van diverse conservatoire en executoriale beslagen op vermogensbestanddelen van klagers.

2.3      Klagers hebben voorafgaand aan de onderhavige klacht  al eerder klachten ingediend over het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij in bovengenoemde civiele procedures (dossiernummers 08/09 K061 en K062, 011/012 KG 059 en 012/012 KG 032). Alle genoemde klachten zijn door de (voorzitter) van de raad van discipline (kennelijk) niet-ontvankelijk of (kennelijk) ongegrond verklaard. De beslissingen van de (voorzitter) van de raad van discipline zijn in verzet dan wel in hoger beroep steeds bekrachtigd.

2.4      Bij brief d.d. 2 februari 2014 hebben klagers zich opnieuw beklaagd over het optreden van verweerster in de betreffende procedures. Deze klacht is door de voorzitter van de raad niet ontvankelijk verklaard. In verzet heeft de raad, bij beslissing d.d. 26 mei 2015, de klacht gedeeltelijk ontvankelijk en  het verzet gedeeltelijk gegrond verklaard, omdat sprake was van een nieuw feit dat bij eerdere beslissingen nog niet bekend was. Op het van deze beslissing ingestelde appel is door het hof van discipline nog niet beslist.

2.5      De onderhavige klacht is reeds op 17 december 2012 door klagers ingediend. Door een administratieve vergissing zoals weergegeven sub 1.1 is deze nog niet inhoudelijk behandeld.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

1.         klagers onnodig schade heeft berokkend door ten onrechte drie executoriale beslagen en een conservatoir beslag te leggen en te weigeren deze beslagen door te halen;

2.         de rechtbank Roermond onjuiste informatie heeft verstrekt.

 

4          VERWEER

4.1      Primair:

Op dit feitencomplex is al meerdere keren tuchtrechtelijk beslist. Nieuwe feiten zijn niet gesteld zodat de klacht niet ontvankelijk moet worden verklaard.

Subsidiair:

Er is geen sprake van omstandigheden op grond waarvan de vrijheid die verweerster heeft bij de behartiging van de belangen van haar cliënten mag worden beknot.

 

5          BEOORDELING

5.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold.

Ten aanzien van klachtonderdeel 1.

5.2      De raad stelt aan de hand van het dossier en het verhandelde ter zitting vast dat dit klachtonderdeel betrekking heeft op hetzelfde feitencomplex als waarover door klagers eerder en ook later bij herhaling is geklaagd, te weten het leggen van executoriale- en conservatoire beslagen door verweerster op vermogensbestanddelen van klagers en het niet opheffen daarvan, in het kader van de hiervoor onder 2.2 omschreven procedures. De raad overweegt voorts dat door klagers geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht op grond waarvan thans anders zou moeten worden beslist. Verweerster mocht erop vertrouwen dat de klachten tegen haar zijn afgewikkeld. De klacht zal op dit onderdeel dan ook als niet ontvankelijk worden afgewezen.

Ten aanzien van klachtonderdeel 2

5.3      Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt niet aan iedereen toe maar slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Ter toelichting op klachtonderdeel 2 hebben klagers naar voren gebracht dat verweerster in een procedure onjuiste stukken heeft ingebracht van de familie B en dat zij daarmee de privacy van deze familie heeft geschonden. De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat klagers daarmee rechtstreeks in hun eigen belang zijn getroffen. De klacht zal in zoverre niet ontvankelijk worden verklaard.

5.4      Voor het overige zijn door klagers geen feiten gesteld dan wel gronden aangevoerd waarop het onderhavige klachtonderdeel is gebaseerd. Ook overigens kan dit niet uit het dossier worden afgeleid. De klacht zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

6        BESLISSING

6.1    De raad van discipline verklaart:

         -           klachtonderdeel 1 niet ontvankelijk;

         -           klachtonderdeel 2 niet ontvankelijk voor zover klagers daarbij geen                    eigen belang hebben en voor het overige ongegrond.         

 

 

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans , voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, J.J.M. Goumans, L.R.G.M. Spronken en J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 februari 2016.

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

Deze beslissing is in afschrift op 22 februari 2016

 

verzonden aan:

-        klagers

-        verweerster

 

en per e-mail aan:

 

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord Nederland

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klagers

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord Nederland

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 2053701 . Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 2053777 of griffie@hofvandiscipline.nl

 

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl .