Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-02-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:49

Zaaknummer

16-091/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Het valt verweerster niet tuchtrechtelijk te verwijten dat zij klager niet heeft bijgestaan tijdens een zitting bij de politierechter en een zitting bij het hof. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 25 februari 2016

in de zaak 16-091/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 4 februari 2016 met kenmerk 4015-0697, door de raad ontvangen op 5 februari 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager is in 2014 tijdens een piketdienst door verweerster bezocht en bijgestaan bij de zedenpolitie. Na verhoor is klager heengezonden zonder dagvaarding.

1.2 Op 18 augustus 2014 heeft de secretaresse van verweerster verweerster bericht dat klager zonder vooraankondiging op het kantoor van verweerster was verschenen en een dagvaarding heeft overhandigd. Uit die dagvaarding bleek dat klager op 26 augustus 2014 voor de politierechter diende te verschijnen.

1.3 Bij brief van 18 augustus 2014 heeft verweerster klager het volgende geschreven:

“Naar aanleiding van uw dagvaarding bericht ik u als volgt.

U heeft mij verzocht per e-mail contact met u op te nemen.

Helaas is het bij ons bekende e-mailadres niet langer door u in gebruik.

Vandaar dat ik heden per post reageer.

Uit de door u langsgebrachte stukken is mij gebleken dat op 26 augustus aanstaande een zitting bij de rechtbank Amsterdam staat ingepland.

Helaas heeft u mij in een zeer laat stadium hiervan op de hoogte gesteld.

Hierdoor kan ik niet met zekerheid stellen dat ik voor de geplande zitting over een dossier kan beschikken.

Daarnaast ben ik op 26 augustus aanstaande verhinderd in verband met mijn verblijf in het buitenland.

Wellicht dat ik de rechtbank om aanhouding van de zaak kan verzoeken, zodat ik u alsnog van rechtsbijstand kan voorzien.

Reden waarom ik u verzoek met spoed telefonisch contact met mij op te nemen.”

1.4 Klager heeft niet gereageerd op de brief van verweerster van 18 augustus 2014.

1.5 Op 28 augustus 2014 is klager wederom zonder vooraankondiging op het kantoor van verweerster verschenen met de mededeling dat hij was vergeten dat er 26 augustus 2014 een zitting was en mitsdien dus niet was verschenen.

1.6 De secretaresse van verweerster heeft contact opgenomen met de griffie van de rechtbank en vernomen dat klager bij verstek was veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren. Klager wenste tegen deze beslissing in hoger beroep te gaan en een collega van verweerster heeft, bij afwezigheid van verweerster, op verzoek van klager en ter veiligstelling van de termijn hoger beroep ingesteld.

1.7 Verweerster heeft na terugkomst van haar vakantie contact opgenomen met klager die haar bevestigde dat hij inderdaad het hoger beroep wenste door te zetten en daarbij haar bijstand wilde. Verweerster heeft zich hierop bij brief van 1 september 2014 gesteld als raadsvrouw van klager en op 11 september 2014 een toevoeging bij de Raad voor Rechtsbijstand aangevraagd.

1.8 Bij brief van 1 mei 2015, welke brief verweerster tevens per e-mail aan klager heeft gestuurd, heeft verweerster klager onder meer het volgende bericht:

“Op 26 augustus 2014 bent u door de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren op verdenking van aanranding.

Namens u heb ik op 28 augustus 2014 hoger beroep ingesteld.

Voorts ontving ik op 16 september 2014 een brief van u die ik niet goed begreep (...)

Hierop heb ik u verzocht of u telefonisch contact met mij kon opnemen.

Vervolgens heb ik niets meer van u vernomen.

Op 23 november 2011 (bedoeld zal zijn 2014, vzt.) heb ik opnieuw een brief van u ontvangen die ik niet begrijp (...)

Om die reden verzoek ik u met spoed telefonisch contact op te nemen zodat wij een afspraak op kantoor kunnen inplannen.

Uw hoger beroep zal immers binnenkort worden ingepland en ik wil de zaak graag met u voorbereiden.

1.9 Klager heeft niet gereageerd op de brief van verweerster van 1 mei 2015.

1.10 Bij e-mail van 3 juni 2015 heeft verweerster klager het volgende geschreven:

“Gern möchte ich eine Besprechung mit Ihnen vereinbaren.

Können Sie bitte am 24. Juli 2015 um 16.00 Uhr zum meiner Kanzlei kommen?

Die Gerichtsverhandlung ist jetzt ausgemacht am 29. Juli 2015 um 09.55 Uhr.

Während unsere Besprechung werden wir die Gerichtsverhandlung vorbereiten.

Ich hoffe bald von Ihnen zu hören.”

1.11 Op 24 juli 2015 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden op het kantoor van verweerster.

1.12 Bij e-mail van 27 juli 2015 7:33 uur heeft klager verweerster onder meer het volgende geschreven:

“Erneut muss ich feststellen, das die Anwaelt nicht meine Interessen wahrnehmen will. Ich soll eine Taakstraaf auferlegt bekommen haben, aber meine wirtschaftlichen Verhaeltnisse offenbaren.

Dieses werd nicht geschehen. Am Verhandlungstag, auch dann, wenn ich allein erscheine, moechte ich auf dieses hinweisen und Frau van Keulen bitten, meinen Rechtsbeistand abzugeben.”

1.13 Verweerster heeft klager hierop bij e-mail van 27 juli 2015 17:21 uur het volgende bericht:

“Ich verstehe aus Ihrer E-Mail, dass Sie möchten, dass ich die Verteidiging niederlege, da ich Ihre Belange nicht gut vertreten würde.

Leider stelle auch ich fest, dass wir darüber verschiedene Meinungen haben, wie sich am besten verteidigt werden kann.

Aus diesem Grunde werde ich die Verteidigung niederlegen und den Gerechtshof Amsterdam darüber informieren.

Dies lässt jedoch unbeschadet, dass ich Ihnen empfehle, das Gericht am Mittwoch 29. Juli 2015, zu bitten, Ihren Sache zu unterbrechen, sodass Sie die Gelegenheit erhalten, einen anderen Rechtsanwalt zu suchen.”

1.14 Klager heeft niet gereageerd op de e-mail van verweerster van 27 juli 2015.

1.15 Bij e-mail van 28 juli 2015 heeft verweerster de voorzitter van de meervoudige kamer van het gerechtshof Amsterdam, mr. D, bericht dat zij om haar moverende redenen de verdediging van klager naast zich neer heeft moeten leggen en zij derhalve niet op de zitting van 29 juli 2015 zal verschijnen.

1.16 Bij brief van 11 oktober 2015 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) klager geen bijstand heeft verleend ter zitting van de politierechter op 26 augustus 2014;

b) klager geen bijstand heeft verleend ter zitting van het gerechtshof van 29 juli 2015.

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert verweer waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat zij hem geen bijstand heeft verleend ter zitting van de politierechter op 26 augustus 2014.

4.2 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft toegelicht dat zij klager in 2014 voor het eerst tijdens haar piketdienst heeft bezocht en bijgestaan bij de zedenpolitie en dat zij toen met klager heeft afgesproken dat hij haar direct op de hoogte zou stellen als hij een dagvaarding zou ontvangen. Klager is vervolgens op 18 augustus 2014 zonder aankondiging op het kantoor van verweerster verschenen met een dagvaarding. Uit die dagvaarding bleek dat klager op 26 augustus 2014 voor de politierechter diende te verschijnen. Omdat klager bij zijn bezoek aan het kantoor van verweerster geen telefoonnummer had achtergelaten heeft verweerster klager nog diezelfde dag een brief gestuurd met het verzoek contact met haar op te nemen teneinde verdere afspraken te maken. Op deze brief heeft klager niet gereageerd. Bij gebrek aan een concrete opdracht en een afspraak over de financiën achtte verweerster zich niet gemachtigd namens klager enige actie in deze kwestie te ondernemen, aldus nog steeds verweerster.

4.3 De voorzitter is van oordeel dat, gelet op de toelichting van verweerster die door klager niet is betwist, het verweerster niet tuchtrechtelijk valt te verwijten dat zij klager niet heeft vertegenwoordigd ter zitting van de politierechter op 26 augustus 2014. Klachtonderdeel a) is derhalve kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.4 Klager verwijt verweerster in dit klachtonderdeel dat zij hem geen bijstand heeft verleend ter zitting van het gerechtshof op 29 juli 2015.

4.5 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft op verzoek van klager namens klager hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de politierechter van 26 augustus 2014. Op 24 juli 2015, vijf dagen voorafgaand aan de geplande zitting bij het gerechtshof, heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager en verweerster op het kantoor van verweerster. In dat gesprek heeft verweerster de zaak met klager besproken en heeft zij klager geadviseerd over het te voeren verweer. Klager was het in eerste instantie niet met het advies van verweerster eens, maar is later in het gesprek bijgedraaid, aldus verweerster. Klager heeft verweerster vervolgens op 27 juli 2015 een e-mail gestuurd waarin hij onder meer schrijft voornemens te zijn alleen te verschijnen op de zittingsdag en dat hij uitdrukkelijk wenst dat verweerster de verdediging neerlegt. De e-mail van verweerster van diezelfde dag, met een bevestiging en een advies, is naar het e-mailadres van klager verzonden als reactie daarop. Op deze e-mail heeft klager niet gereageerd. Zelfs als klager deze e-mail van verweerster niet zou hebben ontvangen was hij op de hoogte van de zitting en moest hij er, gelet op zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe, rekening mee houden dat verweerster de verdediging zou hebben neergelegd. Onder deze omstandigheden kan verweerster niet worden verweten niet op de zitting bij het gerechtshof te zijn verschenen. Ook klachtonderdeel b) is derhalve kennelijk ongegrond.

Conclusie

4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 25 februari 2016.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 25 februari 2016

verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager/klaagster, verweerder/verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRO 3.02, Postbus [nummer], [postcode, plaats]. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl