Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-02-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:32

Zaaknummer

R. 4758/15.68

Inhoudsindicatie

Beslissing op verzet. Klacht tegen deken. Klager verwijt verweerder dat hij geen gehoor heeft gegeven aan verzoeken van klager om diens klachten in behandeling te nemen, nader onderzoek te doen naar personeelsleden van een advocatenkantoor, en om de betreffende advocaten op non-actief te stellen. De raad is van oordeel dat de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 1 februari 2016

in de zaak R. 4758/15.68

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van 30 april 2015 van de voorzitter van de raad van discipline op de klacht van:

klager

tegen:

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 16 november 2014 heeft klager zich bij de Raad van Discipline beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief van 9 april 2015 met kenmerk K326 2014 bm/ksl aan de raad, door de raad ontvangen op 10 april 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 30 april 2015 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 1 mei 2015 is verzonden aan klager.

1.4    Bij e-mail van 11 mei 2015 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van 7 december 2015 van de raad in aanwezigheid van verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van 11 mei 2015 van klager.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Op 12 oktober 2014 heeft klager een klacht ingediend bij de deken te Rotterdam (verweerder) tegen kantoor X.

2.3    Bij brief van 31 oktober 2014 heeft kantoor X zich uitgelaten over de klacht van klager.

2.4    Bij e-mail van 16 november 2014 heeft klager hierop gereageerd.

2.5    Bij brief van 16 november 2014 heeft klager zich bij de Raad van Discipline beklaagd over verweerder.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder klaagt klager over de wijze waarop verweerder zijn klachten tegen het advocatenkantoor heeft onderzocht en afgehandeld. Klager heeft verweerder diverse klachten gestuurd met het verzoek die in behandeling te nemen en voorts nader onderzoek te doen naar personeelsleden van het betreffende kantoor. Bovendien heeft klager verweerder verzocht de betreffende advocaten op non-actief te stellen. Nu verweerder aan de verzoeken van klager geen gehoor heeft gegeven, is klager van mening dat verweerder zich niet op een goede manier van zijn taken kwijt, door niet het zelfreinigende vermogen van de beroepsgroep te handhaven. De klacht is volgens klager bedoeld om verweerder “in beweging te krijgen” waarbij klager denkt aan schorsing of schrapping van de betrokken advocaten tegen wie hij klachten heeft ingediend. 

3.2    Er zijn door klager geen gronden voor het verzet aangevoerd.

4    BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De Raad van Discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-De Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 februari 2016.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 3 februari 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.