Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-02-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:44

Zaaknummer

R. 4779/15.89

Inhoudsindicatie

Beslissing op verzet. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 1 februari 2016

in de zaak R. 4779/15.89

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van 28 mei 2015 van de voorzitter van de raad van discipline op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij e-mail van 27 februari 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief van 7 mei 2015 met kenmerk R 2015/43 rm aan de raad, door de raad ontvangen op 8 mei 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 28 mei 2015 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 29 mei 2015 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 2 juni 2015 door de raad ontvangen op 3 juni 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van 7 december 2015 van de raad in aanwezigheid van verweerder en diens gemachtigde mr. M. Klager is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van 3 juni 2015 van klager.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft klager bijgestaan in verschillende procedures tegen zijn voormalige franchisegevers.

2.3    Verweerder heeft in het najaar van 2013 te kennen gegeven dat zijns inziens sprake is van een vertrouwensbreuk, waarna hij zijn werkzaamheden voor klager heeft beëindigd.

2.4    Klager heeft vervolgens het kantoor van verweerder aansprakelijk gesteld.

2.5    Inzake deze aansprakelijkstelling, alsmede andere kwesties, wordt verweerder bijgestaan door mr. M., advocaat te Amsterdam.

2.6    In de procedure omtrent de aansprakelijkheid heeft mr. M. namens verweerder op 25 februari 2015 een conclusie van antwoord genomen.

2.7    Klager heeft ook eerder twee klachten tegen verweerder ingediend. Deze klachten zijn eveneens ter beoordeling aan de Raad van Discipline voorgelegd.

2.8    Klager heeft na de onderhavige klacht nog drie klachten tegen verweerder en zijn kantoorgenoten ingediend. Ook deze klachten zijn inmiddels ter beoordeling aan de Raad van Discipline voorgelegd.

2.9    Bij e-mail van 27 februari 2015 heeft klager zich opnieuw bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    hij hem in de conclusie van antwoord heeft beschuldigd van een voorval betreffende klagers voormalige franchisegever, terwijl verweerder weet dat dit onwaar is;

b)    hij ten onrechte in de conclusie van antwoord heeft gesteld dat klager verweerder heeft bedreigd;

c)    de tegen klager ingestelde vordering slechts een poging is om geld afhandig te maken, waarbij sprake is van een kwestie van flessentrekkerij en/of “een samenweefsel van verdichtingen”.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerder zich met de beslissing van de voorzitter niet kan verenigen.

4    BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De Raad van Discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-De Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 februari 2016.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 3 februari 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.