Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-02-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2016:43
Zaaknummer
R. 4790/15.100
Inhoudsindicatie
Beslissing op verzet. Klaagster verwijt verweerder onder meer dat hij zich ten overstaan van de deken en de rechter schuldig heeft gemaakt aan misleiding en zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op de juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline van 1 februari 2016
in de zaak R. 4790/15.100
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van 20 juni 2015 van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline op de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 16 december 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief van 20 mei 2015 met kenmerk K361 2014 bm/sh aan de raad, door de raad ontvangen op 21 mei 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 20 juni 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 24 juni 2015 is verzonden aan klaagster.
1.4 Bij brief van 1 juli 2015, door de raad ontvangen op 3 juli 2015, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 december 2015 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van 3 juli 2015 van klaagster.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting van 7 december 2015, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft klaagster bijgestaan bij de verkoop van een appartement te [plaatsnaam] (Frankrijk), welk appartement het eigendom was van klaagster en haar dochter.
2.3 Klaagster heeft op enig moment geweigerd de declaratie van verweerder te betalen, waarna verweerder, na overleg met de deken, conservatoir beslag heeft laten leggen op de woning van klaagster.
2.4 Bij brief van 16 december 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a) zich ten overstaan van de deken en ten overstaan van de rechter schuldig heeft gemaakt aan misleiding, omdat hij in een brief van 4 juli 2014 aan de deken heeft gesteld dat klaagster zich op een gegeven moment onbereikbaar heeft gehouden en niet meer antwoordde op zijn e-mails en telefonische oproepen;
b) in een verzoekschrift, strekkende tot het leggen van conservatoir beslag onder de schuldenaar op een onroerende zaak (hierna: het beslagrekest) de rechter heeft misleid door te stellen dat klaagster zich vanaf een bepaald moment voor hem onbereikbaar heeft gehouden en niet meer reageerde op zijn e-mails en vele telefonische oproepen Bovendien suggereerde verweerder in het beslagrekest dat klaagster een buitenlandse bankrekening zou hebben en dat gevaar zou bestaan voor verduistering, omdat zij doende zou zijn het appartement te verkopen;
c) zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden, nu klaagster hem had geïnformeerd over de verkoop van het appartement, en hij vervolgens op dat appartement beslag heeft gelegd.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster zich met de beslissing van de voorzitter niet kan verenigen.
4 BEOORDELING
4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op de juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De Raad van Discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 februari 2016.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 3 februari 2016 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.