Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-06-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2018:144

Zaaknummer

18-227/DH/DH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 13 juni 2018

in de zaak 18-227/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster sub 1

en

klager sub 2

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 27 maart 2018 met kenmerk

K268 2017 dk/ab, door de raad ontvangen op 28 maart 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

Het geschil met het accountantskantoor en [...]

1.1 Klager sub 2 (hierna ook: klager) is directeur-grootaandeelhouder van klaagster sub 1 (hierna ook: klaagster), een besloten vennootschap. Klaagster is 100% aandeelhouder van A. B.V. en (indirect) van haar dochtervennootschappen (samen: de A. Groep). De A. Groep is in 2010 opgericht. Een accountantskantoor heeft in het kader van die oprichting werkzaamheden verricht. Het kantoor zou bij deze werkzaamheden bepaalde zaken over het hoofd hebben gezien. Klagers hebben het accountantskantoor in januari 2013 aansprakelijk gesteld.

1.2 Het accountantskantoor heeft de kwestie in april 2014 gemeld bij […] NV ([...]), waar het kantoor een beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten. [...] behartigt de belangen van het accountantskantoor.

1.3 In januari 2016 heeft de rechtbank Amsterdam geoordeeld dat het accountantskantoor aansprakelijk is voor schade die het gevolg is van de gemaakte fouten. Om vast te stellen of er sprake is van schade en zo ja, of die schade voor vergoeding in aanmerking komt, zijn de curatoren van

de A. Groep een schadestaatprocedure begonnen.

1.4 In oktober 2016 heeft klager een kortgedingprocedure jegens het accountantskantoor en [...] opgestart. In die procedure heeft de rechter geoordeeld dat klager geen vordering had, aangezien er sprake was van afgeleide schade. In het vonnis van januari 2016 heeft de rechtbank Amsterdam hetzelfde overwogen met betrekking tot klaagster sub 2.

1.5 Bij e-mail van 17 oktober 2017 heeft [...] klager - kort gezegd - bericht dat zij vooralsnog van mening was dat klagers geen vordering hadden op het accountantskantoor, maar dat bij een andersluidend oordeel van een rechter [...] vanzelfsprekend haar verplichtingen zou nakomen.

Het geschil met [...]

1.6 Aan klager en zijn echtgenote is onder hypothecair verband een hoofdsom van EUR 1.000,- verstrekt door […] NV ([...]). De hypotheek is gevestigd op 14 december 2007.

1.7 Sinds 2012 hebben klager en zijn echtgenote tekortkomingen laten ontstaan. In 2012 zijn zij gestopt met het betalen van de rentetermijnen.

1.8 In mei 2014 is namens klager aangegeven tot een oplossing te willen komen voor de betalingsachterstand. Dit heeft in juni 2014 geresulteerd in een betalingsregeling. De betalingsregeling is vastgesteld in een brief van 7 juli 2014, die door klager en zijn echtgenote voor akkoord is ondertekend. Als onderdeel van de regeling hebben klager en zijn echtgenote op 13 augustus 2014 een verkoopvolmacht ondertekend.

1.9 Vanaf begin 2015 zijn klager en zijn echtgenote de betalingsregeling niet meer correct nagekomen.

1.10 Aangezien het klager en zijn echtgenote niet lukte om de vervolgens gemaakte afspraken na te komen, heeft [...] hen erop gewezen dat er tot onderhandse verkoop van de woning van klager en zijn echtgenote moest worden overgegaan. Laatstgenoemden hebben hun woning in 2015 in de verkoop gezet. Nadat een verkoop uitbleef, is [...] bij brief van 22 februari 2017 tot opeising van de lening overgegaan.

1.11 Bij brief van 17 oktober 2017 aan klager heeft [...] klager en zijn echtgenote onder meer als volgt bericht:

“(…) U bent ruimschoots in de gelegenheid gesteld tot onderhandse verkoop van uw woning over te gaan en/of inkomsten te genereren om weer aan uw verplichtingen te voldoen. Daarnaast hebben wij u verschillende regelingen aangeboden om de tekortkomingen weg te nemen dan wel u te helpen met de onderhandse verkoop. U bent de betalingsregelingen niet nagekomen, de achterstand loopt tot op de dag van vandaag op en u hebt geen uitvoering gegeven aan de bij de rechtbank Rotterdam gemaakte afspraken. Aangezien u ook niet op ons aanvullende aanbod bent ingegaan, kunnen wij het executietraject voortzetten. Wij zullen u bij separaat schrijven berichten over de voortzetting van het executietraject. (…)”

Contact met [...] en verweerder

1.12 Bij brief van 25 juli 2017 heeft klager zich tot de CEO van [...] gewend. ln die brief legt klager zijn conflicten met [...] en [...] aan de CEO van [...] voor en vraagt hij om een "fatsoenlijke schaderegeling".

1.13 Verweerder heeft daar bij e-mail van 28 juli 2017 als volgt op gereageerd:

“(…) In antwoord op uw brief aan [CEO] van 25 juli jl. bericht ik u, namens [CEO], dat hij inhoudelijk niet op de door u genoemde zaken zal ingaan. Deze zijn, zoals u zelf ook aangeeft, in behandeling bij respectievelijk [...] en [...].

Zoals u weet zijn er twee separate discussies tussen u en […] waarbij u betrokken bent. Eén waarin u klant bent van […], in dit geval [...], en één waarin u partij bent in een discussie waarbij een klant van [...] is betrokken.

Voor uw hypotheek bent u klant van [...]. Op 9 juni jl. zijn er tussen u en [...] afspraken gemaakt met betrekking tot uw hypotheekverplichtingen. Vanzelfsprekend zal [...] zich aan de gemaakte afspraken houden. 

Wat betreft de schade die u aangeeft te hebben geleden, heeft u een geschil met een verzekerde van [...]. Zoals u bekend is, staat niet vast dat het handelen van deze verzekerde tot vergoedbare schade heeft geleid. [...] betreurt het dat recent een poging tot mediation om hier meer duidelijkheid over te krijgen, gestrand is. [...] staat er dan ook open voor om de mediation voort te zetten en hoopt dat u hierin meegaat.

Daarnaast verwijt u [...] dat zij een zorgplicht jegens u heeft geschonden. Deze stelling is in kort geding herhaaldelijk afgewezen. U heeft inmiddels een bodemprocedure gestart. [...] ziet de uitkomst van deze procedure met vertrouwen tegemoet. (…)”

Klacht

1.14 Bij brief van 3 december 2017 heeft klager sub 2, mede namens klaagster sub 1, bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij ten onrechte ontkent dat hij als advocaat van [...] de regie voert met betrekking tot het handelen en/of nalaten van [...]) en [...] jegens klager sub 2 en/of klaagster sub 1 in een schade en een hypotheekkwestie;

b) hij klager met weerzin en op minachtende wijze aanschrijft;

c) hij niet op de kern van de zaak ingaat;

d) hij niet de waarheid spreekt en zich schuldig maakt aan misleiding;

e) hij onder dreiging van een executoriale verkoop een pandrecht afdwingt;

f) hij wettelijke verplichtingen niet nakomt;

g) hij eigen fouten verhult;

h) hij een eigen, persoonlijk, belang heeft bij de door klager omschreven kwesties.

3 VERWEER

3.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard. Hij heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd.

3.2 Klager heeft conflicten met [...] en [...]. Die zaken zijn niet bij verweerder in behandeling. Verweerder behartigt uitsluitend de belangen van […] NV ([...]). [...] is de houdstermaatschappij van de groep waar [...] en [...] toe behoren. Eind 2016/begin 2017 is klager uit onvrede brieven gaan schrijven aan commissarissen en bestuurders van [...]. [...] heeft verweerder om advies gevraagd. Vanaf 25 juli 2017 is klager brieven gaan schrijven aan de CEO van [...]. De CEO heeft verweerder gevraagd die brieven te beantwoorden. Dat heeft verweerder als senior legal counsel/advocaat van [...] gedaan.

3.3 Waar klager betoogt dat [...] bij [...] en [...] moet ingrijpen, slaagt dat betoog niet. In Nederland is elke vennootschap een autonome drager van rechten en plichten. Ook anderszins zijn er geen gronden voor [...] om in te grijpen. Bovendien moet [...] als beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar de belangen van de verzekerde accountant behartigen, hetgeen zich niet laat rijmen met een ingrijpen van [...].

3.4 Op grond van artikel 5.9 van de Verordening op de advocatuur kan verweerder optreden voor “in de groep met de werkgever verbonden rechtspersonen.” Eén van die rechtspersonen is [...] en in dezen treedt verweerder voor haar op (en niet voor [...] of [...]).

3.5 Voor het overige komt het verweer aan de orde bij de beoordeling van de klacht.

4 BEOORDELING

4.1 Bij de beoordeling van de klacht moet worden vooropgesteld dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en – in geval van gemotiveerde betwisting – aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Klachtonderdeel a)

4.2 In dit eerste klachtonderdeel verwijten klagers verweerder dat hij ten onrechte ontkent dat hij als advocaat van [...] de regie voert met betrekking tot het handelen en/of nalaten van [...] en [...]. 

4.3 Verweerder heeft aangevoerd dat hij van meet af aan duidelijk heeft gemaakt dat er geen rol voor [...] is weggelegd en dat klager zich tot [...] en [...] moet wenden. De zaken van [...] en [...] worden niet door verweerder behandeld.

4.4 Gelet op de gemotiveerde betwisting door verweerder en het vervolgens uitblijven van een nadere onderbouwing door klagers kan de voorzitter niet vaststellen dat verweerder de regie voert met betrekking tot het handelen en/of nalaten van [...] en [...].  Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.5 Dit tweede klachtonderdeel betreft het verwijt dat verweerder klager met weerzin en op minachtende wijze aanschrijft.

4.6 Verweerder heeft aangevoerd dat hij in de door klager als productie 4 bij zijn klacht overgelegde e-mails geen ‘weerzin en minachting’ kan ontdekken. Verweerder heeft van meet af aan duidelijk gemaakt dat er geen rol voor [...] is weggelegd en dat klager zich tot [...] en [...] moet wenden.

4.7 Naar het oordeel van de voorzitter is niet gebleken dat verweerder klager met weerzin en op minachtende wijze heeft aangeschreven. De als productie 4 bij de klacht overgelegde e-mailberichten zijn zakelijk van toon. Datzelfde geldt voor de overige e-mailberichten van verweerder die zich in het klachtdossier bevinden. Ook dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.8 Voorts verwijten klagers verweerder dat hij niet op de kern van de zaak ingaat.

4.9 Met verweerder is de voorzitter van oordeel dat dit verwijt te algemeen is en  onvoldoende onderbouwd, zodat de klacht ook op dit punt kennelijk ongegrond is.

Klachtonderdeel d)

4.10 In dit klachtonderdeel verwijten klagers verweerder dat hij niet de waarheid spreekt en zich schuldig maakt aan misleiding.

4.11 Verweerder betwist dat er onjuiste gegevens zijn verstrekt en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan misleiding. Ten aanzien van de stelling van klager dat verweerder het standpunt heeft ingenomen “dat het bij […] niet zou gaan om een groep” merkt verweerder op dat hij dat standpunt nooit heeft ingenomen. De conclusie van klager dat [...] en [...] deel uitmaken van de groep waarvan [...] de houdstermaatschappij is, is juist. Zijn conclusie dat er sprake is van één partij, is evenwel onjuist. Binnen de groep heeft iedere vennootschap een zelfstandige rol.

4.12 Gelet op de gemotiveerde betwisting door verweerder acht de voorzitter ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond. Klager heeft zijn verwijt dat verweerder niet de waarheid spreekt en zich schuldig heeft gemaakt aan misleiding – tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder – niet c.q. onvoldoende onderbouwd, zodat de voorzitter de juistheid daarvan niet kan vaststellen.

Klachtonderdeel e)

4.13 Dit klachtonderdeel betreft het verwijt dat verweerder onder dreiging van een executoriale verkoop een pandrecht afdwingt.

4.14 Verweerder heeft aangevoerd dat bij het kort geding tussen klager en [...] op 9 juni 2017 is afgesproken dat klager zijn vordering op [...] aan [...] zou verpanden. Klager en [...] werden door hun eigen advocaat bijgestaan. Verweerder is daar niet bij betrokken geweest.

4.15 Aangezien op basis van de stukken in het klachtdossier niet is komen vast te staan dat verweerder bij bedoeld kort geding betrokken was, laat staan dat hij onder dreiging van een executoriale verkoop een pandrecht zou hebben afgedwongen, is ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel f)

4.16 In dit klachtonderdeel verwijten klagers verweerder dat hij wettelijke verplichtingen niet nakomt.

4.17 Verweerder heeft aangevoerd dat klager op 25 augustus 2017 om inzage in zijn gegevens heeft gevraagd. Verweerder heeft dat verzoek namens [...] beantwoord bij e-mail van 19 september 2017. Voorts heeft hij een overzicht verstrekt van de gegevens die [...] als verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens heeft verwerkt. Voor het overige heeft verweerder het verzoek doorgestuurd naar [...] en [...], die verantwoordelijk zijn voor de gegevensverwerking in het kader van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering en de hypotheek.

4.18 Op basis van het onderhavige klachtdossier, en in het bijzonder de door verweerder gegeven en door klagers niet gemotiveerd weersproken toelichting, is niet komen vast te staan dat verweerder wettelijke verplichtingen niet nakomt. Dat betekent dat ook klachtonderdeel f) kennelijk ongegrond is.

Klachtonderdeel g)

4.19 Dit klachtonderdeel betreft het verwijt dat verweerder zijn eigen fouten verhult.

4.20 Verweerder stelt zich op het standpunt dat klager dit verwijt niet heeft onderbouwd. Voor zover nodig betwist verweerder dat er fouten zijn verhuld.

4.21 Naar het oordeel van de voorzitter is ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond wegens gebrek aan een deugdelijke onderbouwing.

Klachtonderdeel h)

4.22 In dit laatste klachtonderdeel verwijten klagers verweerder dat hij een eigen, persoonlijk, belang heeft bij de door klager omschreven kwesties.

4.23 Verweerder heeft aangevoerd dat klager ook dit verwijt niet heeft onderbouwd. Voor zover nodig betwist verweerder dat hij een eigen, persoonlijk belang bij de kwesties heeft. Uiteraard is het belang van [...] bepalend voor de wijze waarop verweerder de zaken behandelt.

4.24 Nu het klachtdossier geen aanknopingspunten bevat voor de juistheid van de stelling dat verweerder een eigen, persoonlijk belang heeft bij de kwesties – en verweerder deze stelling bovendien gemotiveerd heeft betwist – is ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 13 juni 2018.

 

Deze beslissing is in afschrift op 13 juni 2018 verzonden.