Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-02-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2016:49
Zaaknummer
R. 4771/15.81b
Inhoudsindicatie
Beslissing op verzet. De klacht is gericht tegen verweerder en een aantal van zijn kantoorgenoten. Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 1 februari 2016
in de zaak R. 4771/15.81b
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van 21 mei 2015 van de voorzitter van de raad van discipline op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij e-mail van 12 februari 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief van 29 april 2015 met kenmerk R 2015/37 rm aan de raad, door de raad ontvangen op 30 april 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 21 mei 2015 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 22 mei 2015 is verzonden aan klager.
1.4 Bij brief van 2 juni 2015, door de raad ontvangen op 3 juni 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van 7 december 2015 van de raad in aanwezigheid van de gemachtigde van verweerder, mr. M. Klager en verweerder zijn niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van 3 juni 2015 van klager.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Een kantoorgenoot van verweerder, mr. S., heeft klager bijgestaan in verschillende procedures tegen klagers voormalig franchisegever.
2.3 Mr. S. heeft klager in het najaar van 2013 te kennen gegeven dat zijns inziens sprake was van een vertrouwensbreuk, waarna hij zijn werkzaamheden voor klager heeft beëindigd.
2.4 Klager heeft hierop het kantoor van verweerder aansprakelijk gesteld.
2.5 In deze aansprakelijkstelling, maar ook in andere kwesties, wordt het kantoor van verweerder, althans worden verweerder en zijn kantoorgenoten mrs. S. en L., bijgestaan door mr. M., advocaat te Amsterdam.
2.6 Bij e-mail van 12 februari 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
2.7 Deze klacht is een vervolg op een eerder door klager ingediende klacht tegen verweerder en zijn kantoorgenoten mrs. S. en L.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij en zijn kantoorgenoten mrs. S. en L. niet schuwen mensen te intimideren alsmede dat zij de gestelde aansprakelijkheid ontkennen en de verzochte schadevergoeding afwijzen.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter niet kan verenigen.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De Raad van Discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-De Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 februari 2016.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 3 februari 2016 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.