Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-03-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:50

Zaaknummer

16-092/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Niet gebleken van zodanige gedragingen van verweerder in zijn hoedanigheid van mediator dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 4 maart 2016

in de zaak 16-092/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 4 februari 2016 met kenmerk 4015-0244, door de raad ontvangen op 5 februari 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Verweerder heeft klager en zijn ex-echtgenote begeleid bij hun echtscheiding. Verweerder hanteerde daarbij de formule “scheiden in een dag”, waarbij uitgangspunt is dat partijen het op grote lijnen eens zijn over de scheiding en de manier waarop zij dat willen doen voor wat betreft de zorgregeling, partner- en kinderalimentatie, de verdeling van de gemeenschap en de pensioenverdeling.

1.2 De overeenkomst van opdracht d.d. 14 april 2012 tussen enerzijds klager en zijn ex-echtgenote en anderzijds de praktijkvennootschap van verweerder en de aan de praktijkvennootschap verbonden psycholoog drs. P. luidt, voor zover van belang:

“IN AANMERKING NEMENDE HET VOLGENDE:

1) de adviseurs [verweerder en drs. P., vzt.] houden zich bezig met het adviseren over, het regelen en het begeleiden van echtscheiding (…), dit vanuit een multifunctionele discipline: juridisch en psychologisch;

2) de opdrachtgevers [klager en zijn ex-echtgenote, vzt.] wensen hun relatie te ontbinden en daarbij de hulp van de opdrachtnemers en adviseurs in te roepen;

KOMEN HIERBIJ OVEREEN:

3) de opdrachtgevers verstrekken [de praktijkvennootschap van verweerder] opdracht tot het adviseren over, het regelen en het begeleiden van echtscheiding (…), tevens inhoudende, indien van toepassing, het opstellen van een echtscheidingsconvenant, het maken van alimentatieberekeningen, het opstellen van en bij de rechtbank indienen van het echtscheidings- c.q. ontbindingsverzoek en het afwikkelen van de formaliteiten daarvan.

4) De besprekingen en adviezen vinden plaats op één dag, zo mogelijk leidend tot een (echtscheidings- c.q. ontbindings-)convenant. (…) Na afloop van die dag worden de formaliteiten door de adviseurs afgewikkeld. (…)”

1.3 Op 25 april 2012 heeft de in de overeenkomst van opdracht genoemde adviesdag plaatsgevonden, waarbij klager, zijn ex-echtgenote, verweerder en drs. P. aanwezig waren.

1.4 Op 2 mei 2012 heeft verweerder klager en zijn ex-echtgenote een eerste concept echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan gestuurd. Op 15 mei 2012 heeft verweerder een tweede concept echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan gestuurd. Op 28 mei 2012 hebben klager en zijn ex-echtgenote het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan ondertekend, welke aan de echtscheidingsbeschikking van 31 juli 2012 zijn gehecht.

1.5 Klager en zijn ex-echtgenote hebben op 25 januari 2013 een aanvullend echtscheidingsconvenant gesloten. Verweerder heeft daarbij geen betrokkenheid gehad.

1.6 De echtscheidingsbeschikking is op 28 januari 2013 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

1.7 Bij brief van 30 maart 2015 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) bij de vaststelling van de afspraken over de kinder- en partneralimentatie en de verdeling van de gemeenschap niet is aangesloten bij de wettelijke maatstaven en richtlijnen die daarvoor gelden;

b) klager niet heeft geadviseerd om in geval van twijfel (of anderszins) advies in te winnen bij een eigen advocaat of een eigen financieel adviseur; klager ging er dan ook vanuit dat verweerder mede zijn belangen in het oog hield en mocht hier ook vanuit gaan;

c) klager onvoldoende heeft geïnformeerd over de reikwijdte en de strekking van de in het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan opgenomen bepalingen en over de rechten van klager ter zake en de gevolgen daarvan voor klager;

d) zich heeft voorgedaan als mediator, terwijl hij dat niet is.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert aan dat klager en zijn ex-echtgenote gekozen hebben voor de formule “scheiden in een dag”. Verweerder heeft in dat kader niet als advocaat, maar als mediator van klager en zijn ex-echtgenote opgetreden. Verweerder heeft voorafgaand aan de adviesdag een handmatige berekening gemaakt van de kinder- en partneralimentatie op basis van de door klager en zijn ex-echtgenote ingezonden stukken. De uitkomst daarvan was niet zodanig dat er een uitvoerige berekening moest worden gemaakt volgens de daartoe gebruikelijke modellen. De uitkomst is, naast de behoefte aan alimentatie en de verdiencapaciteit van de ex-echtgenote van klager, op de adviesdag met klager en zijn ex-echtgenote besproken en was voor hen beiden acceptabel: € 300,- per maand kinderalimentatie en € 1.200,- per maand partneralimentatie, exclusief een eventueel belastingvoordeel. Deze bedragen zijn al in de eerste concepten genoemd en ook later niet meer ter discussie gesteld. Een meer officiële berekening levert het gevaar op dat één van beide partijen aan de uitkomst gaat “hangen” waardoor de mediation bemoeilijkt wordt. De maatstaven zijn overigens niet wettelijk, het zijn richtlijnen; partijen en rechters kunnen ervan afwijken. Dat geldt nog meer voor de verdeling: daarvoor zijn geen wettelijke maatstaven; partijen kunnen verdelen zoals het hen goeddunkt. Dat is in het geval van klager ook gebeurd. De keuzes terzake de verdeling van de gemeenschap hebben klager en zijn ex-echtgenote gezamenlijk gemaakt. Klager moet die afspraken dan ook nakomen. Indien blijkt dat de zaken anders liggen of in hun beider belang anders moeten worden uitgewerkt, moeten klager en zijn ex-echtgenote samen het convenant wijzigen. Verweerder heeft enkele keren aangeboden om met klager en zijn ex-echtgenote om tafel te gaan zitten teneinde de problemen te inventariseren en te helpen oplossen. Klager is daar niet op ingegaan. Klager had zelf op de gedachte kunnen komen om (juridisch dan wel fiscaal) advies in te winnen. Bovendien had klager, zo meent verweerder, al een Franse advocaat, die hem adviseerde over de (gemeenschappelijke) huizen In Frankrijk. Verweerder heeft steeds zijn best gedaan om het vertrouwen van zowel klager als zijn ex-echtgenote te houden en hen beiden onpartijdig en objectief te adviseren. Tijdens de mediation en daarna heeft verweerder nimmer signalen ontvangen dat dit anders was. Het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan zijn helder en uitvoerbaar, voor zover dat op het moment van ondertekening mogelijk was, eind mei 2012. Of dat later nog het geval was, kan verweerder niet beoordelen Bij het aanvullend convenant van klager en zijn ex is hij niet betrokken geweest, aldus steeds verweerder.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter is allereerst van oordeel dat, mede gelet op de inhoud van de overeenkomst van opdracht (zie § 1.2), voldoende aannemelijk is dat verweerder klager en zijn ex-echtgenote niet als advocaat, maar als mediator heeft bijgestaan bij hun echtscheiding. Klachtonderdeel d) is reeds daarom kennelijk ongegrond.

4.2 Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, zoals hier in die van mediator, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.3 De overige klachtonderdelen zien, kort gezegd, op de afspraken die zijn neergelegd in het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan en de advisering door verweerder over de gevolgen van die afspraken voor klager. Volgens klager is verweerder bij de vaststelling van de afspraken over de kinder- en partneralimentatie en de verdeling van de gemeenschap ten onrechte niet aangesloten bij de wettelijke maatstaven en richtlijnen die daarvoor gelden en heeft verweerder klager onvoldoende geadviseerd over de gevolgen van die afspraken uit het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan.

4.4 Verweerder heeft uitvoerig toegelicht hoe het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan tot stand is gekomen en wat zijn rol daarbij is geweest. Deze toelichting is door klager in het geheel niet weersproken. Uit die toelichting kunnen naar het oordeel van de voorzitter niet zodanige gedragingen van verweerder worden afgeleid dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur zou worden geschaad. Ook klachtonderdelen a), b) en c) zijn derhalve kennelijk ongegrond.

4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 4 maart 2016.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 4 maart 2016

verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager/klaagster, verweerder/verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRO 3.31, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl