Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-03-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:37

Zaaknummer

14-400/DB/OB

Inhoudsindicatie

Nu uit een onherroepelijk beslissing van de Raad van Toezicht volgt dat verweerder ongeveer 37 % meer heeft gedeclareerd dan redelijk zou zijn geweest is sprake van excessief declareren.

Inhoudsindicatie

1.4 kwaliteit van dienstverlening

Inhoudsindicatie

Verweerder mocht bij de behandeling van zaken niet volstaan met beoordeling van de processtukken naar de maatstaven van een rolwaarnemer.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond; enkele waarschuwing

Uitspraak

Beslissing van  7 maart 2016

in de zaak  14-400/DB/OB

 

naar aanleiding van het bezwaar van:

 

                     

                    

     

     de deken

 

 

                      tegen:

 

 

                     

                      

                      verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad met kenmerk 48/15/058K, door de raad ontvangen op 18 september 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Het dekenbezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 4 januari 2016 in aanwezigheid van klager en v erweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

 

-     het klachtdossier;

-     een brief van verweerder d.d. 2 november 2015, met bijlagen.

                

1.4      Ter zitting heeft de deken nog een nader stuk (een e-mail) willen inbrengen. De raad heeft de behandeling ter zitting geschorst en na hervatting meegedeeld dat het verzoek van de deken niet werd ingewilligd, nu het stuk niet tijdig was overgelegd, verweerder daartegen bezwaar maakte en voorts niet gebleken was waarom het stuk niet eerder kon worden opgevraagd en overgelegd.

 

 

2          FEITEN

2.1      Voor de beoordeling van het dekenbezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting onweersproken is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2      Verweerder heeft in opdracht van zijn cliënt, de heer H., werkzaamheden verricht in een vijftal dossiers. De processtukken die in de betreffende procedures door verweerder bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch zijn ingediend, zijn aan verweerder aangeleverd en zijn opgesteld door mr. X. Genoemde mr. X is bij beslissing van het Hof van Discipline d.d. 13 januari 2012 disciplinair geschorst in de uitoefening van zijn praktijk als advocaat en vervolgens vanaf 1 mei 2012 wegens faillissement van rechtswege ex artikel 16 van de Advocatenwet van het tableau geschrapt.

2.3      Verweerder heeft in totaal 55 facturen verzonden aan H. waarvan er 28 onbetaald zijn gebleven. Het totaalbedrag van de onbetaald gelaten facturen bedroeg € 7.358,18. H. heeft tegen de hoogte van deze declaraties bezwaar gemaakt. Verweerder heeft op 24 juli 2014 de Raad van Toezicht verzocht om begroting van het bedrag van declaraties voor in opdracht van H. verrichte werkzaamheden op grond van artikel 32 Wet Tarieven in Burgerlijke Zaken (WTBZ). Het begrotingsverzoek had betrekking op bovengenoemde 28 facturen uit de periode van 15 april 2013 tot 15 juli 2014. Bij beslissing van 8 december 2014 heeft de Raad van Toezicht de declaraties niet begroot op het door verweerder verzochte bedrag van € 7.358,18 maar op een bedrag van € 2.115,38.

 

3          Het dekenbezwaar

3.1      Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    excessief heeft gedeclareerd;

2.    een geschorste en vervolgens van het tableau geschrapte advocaat in de gelegenheid heeft gesteld als zodanig te blijven optreden.

Het bezwaar is als volgt nader toegelicht:

Ad 1.         Ook indien ervan moet worden uitgegaan dat de Raad van Toezicht een kortingspercentage van 37% heeft toegepast omdat alle facturen moeten worden meegewogen, is sprake van excessief declareren;

Ad 2          De klacht moet ruim worden opgevat: Verweerder is als advocaat eveneens ten volle verantwoordelijk voor de inhoud van door hem ingediende processtukken.  Dat hij met betrekking tot die processtukken heeft gehandeld als rolwaarnemer kan hem worden verweten.

 

4          VERWEER

4.1      Ad 1

Er is gedeclareerd conform de met cliënt gemaakte afspraken. Dit vindt bevestiging in het feit dat deze 27 facturen heeft voldaan. Er is geen sprake van excessief declareren. Uit de motivering van de begrotingsbeslissing blijkt dat rekening is gehouden met de reeds betaalde 27 facturen, in totaal € 6.490,18 en dat de Raad van Toezicht van oordeel is dat dit bedrag in redelijke verhouding staat tot de door verzoeker verrichte werkzaamheden als “rolwaarnemer”. Tegen de begrotingsbeslissing is enkel uit economische overwegingen geen beroep ingesteld.

4.2      Ad 2

Aanvankelijk was verweerder niet bekend waarom mr. T de betreffende procedures niet zelf voerde. De status van mr. T. werd pas veel later bekend. Met de cliënt is in diens belang afgesproken dat de processtukken zouden worden aangeleverd en door verweerder zouden worden ingediend bij het hof. Dat betekent niet dat verweerder deze stukken niet kritisch heeft gelezen en heeft voorzien van bijlagen.

 

5          BEOORDELING

5.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. Het onderhavige bezwaar van de deken is na 1 januari 2015 ingediend bij de Raad van Discipline en wordt derhalve door de Raad behandeld op grond van de gewijzigde Advocatenwet, zoals die vanaf 1 januari 2015 geldt.

Ten aanzien van onderdeel 1 van het bezwaar

5.2      De Raad overweegt dat sprake kan zijn van excessief declareren en daarmee van tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen indien de Raad van Toezicht in het kader van een begrotingsprocedure een declaratie aanzienlijk heeft gekort. Naar het oordeel van de Raad is zulks aan de orde nu uit het oordeel van de Raad van Toezicht d.d. 8 december 2014 volgt dat verweerder circa 37% meer heeft gedeclareerd dan redelijk zou zijn geweest. Verweerder heeft als verweer aangevoerd dat hij het niet eens is met de begroting die is vastgesteld door de Raad van Toezicht. De Raad overweegt te dien aanzien dat de inhoudelijke bezwaren van verweerder tegen de wijze van begroting niet ter beoordeling van de raad staan en dat de begroting door de Raad van Toezicht is komen vast te staan doordat daar geen rechtsmiddel tegen is ingesteld. Gelet op vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline is de Raad van oordeel dat sprake is van excessief declareren en dat verweerder  tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Ten aanzien van onderdeel 2 van het bezwaar

5.3      Verweerder heeft  erkend dat hij mr. Y. heeft opgevolgd in de betreffende dossiers, dat  deze de praktijk van mr. X waarnam en dat hij met hem contact heeft gehad over de processtukken. Verweerder heeft echter ontkend dat hij wist dat mr. X was gefailleerd en van het tableau geschrapt. Hoewel verweerder middels openbare informatiekanalen van de Orde van Advocaten tijdig van de schrapping van mr. X op de hoogte had kunnen zijn,  is naar het oordeel van de Raad onvoldoende gebleken dat hij heeft gehandeld met het opzet om mr. X in de gelegenheid te stellen om ondanks zijn schorsing en schrapping als advocaat te blijven optreden. De klacht zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

5.4      Gelet op het verhandelde ter zitting verstaat de Raad dit klachtonderdeel mede als dat verweerder niet had mogen volstaan met het enkel doorsturen van processtukken. Met de deken is de Raad van oordeel dat verweerder ten volle verantwoordelijk is voor de inhoud van door hem in te brengen stukken.  Verweerder heeft echter betoogd dat hij de aangeleverde processtukken niet blindelings heeft doorgestuurd, maar dat hij deze kritisch heeft gelezen en heeft voorzien van bijlagen en dat hij hierover ook contact met de cliënt heeft gehad. De raad concludeert uit de declaratiespecificaties dat de inzet van verweerder zich niet heeft beperkt tot het zijn van “doorgeefluik”, maar dat hij ook inhoudelijke werkzaamheden heeft verricht, zoals het aanpassen van een concept-dagvaarding en het voorbereiden van en in rechte optreden bij een enquête en contra-enquête. De raad komt derhalve tot het oordeel dat ook dit klachtonderdeel ongegrond moet worden verklaard.

 

6          MAATREGEL EN KOSTENVEROORDELING

6.1      De raad acht de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden. Daarbij wordt overwogen dat verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld.

6.2      De raad ziet termen om verweerder overeenkomstig artikel 48 lid6 Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,= en moeten binnen een maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald op rekeningnummer IBAN: NL85 INGB 0000 079000 t.n.v. de Nederlandse Orde van Advocaten te Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling”  en het zaaknummer.

 

7        BESLISSING

7.1    De raad van discipline:

-           verklaart onderdeel 1 van het dekenbezwaar gegrond en legt ter zake op de maatregel van enkele waarschuwing;

-           verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond;

-           veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van €1.000,= aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans , voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, J.J.M. Goumans, L.R.G.M. Spronken en J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 maart 2016.

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 maart 2016

 

per aangetekende brief en per gewone post verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

 

en per e-mail aan

 

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voor zover deze ongegrond is verklaard tevens door

 

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 2053701 . Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 2053777 of griffie@hofvandiscipline.nl

 

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl .