Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-03-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:54

Zaaknummer

R. 4810/15.120

Inhoudsindicatie

Beslissing op verzet. Verwijt dat verweerster, als advocaat van de wederpartijen, ten onrechte vertrouwelijke stukken in het geding heeft gebracht die geen betrekking hadden op de zaak. De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 7 maart 2016

in de zaak R. 4810/15.120

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van

24 augustus 2015 van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline op de klacht van:

klager sub 1

en

klaagster sub 2

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 12 februari 2015 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.2    Bij brief van 16 juni 2015 met kenmerk R 2015/55 edl aan de raad, door de raad ontvangen op 17 juni 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 24 augustus 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 25 augustus 2015 is verzonden aan klagers.

1.4    Bij brief van 17 september 2015, door de raad ontvangen op 18 september 2015, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van 12 oktober 2015 van de raad, in aanwezigheid van uitsluitend verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Na afloop van deze zitting is gebleken dat klagers ten tijde van de behandeling van het verzet wel in het Paleis van Justitie aanwezig waren, maar dat zij per abuis bij de verkeerde zittingszaal zaten te wachten. Vervolgens is het verzet opnieuw behandeld ter zitting van 4 januari 2016, in aanwezigheid van klagers en verweerster. Van deze behandeling is eveneens proces-verbaal opgemaakt.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van 18 september 2015 van klagers.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerster is de advocaat van twee verzekeraars die met klagers in een geschil verwikkeld zijn over de dekking van de schadeverzekering die door klagers is afgesloten. De advocaat van klagers heeft in het kader van dit geschil een procedure aangespannen bij de rechtbank Den Haag.

Op 21 januari 2015 heeft de rechtbank Den Haag vonnis gewezen en de vorderingen van klagers afgewezen.

2.3    Klagers hebben bij brief van 12 februari 2015 een klacht ingediend tegen verweerster.

3       KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij ten onrechte vertrouwelijke stukken in het geding heeft gebracht die geen betrekking hadden op de zaak. Het betrof immers informatie over het strafrechtelijk verleden van klager sub 1 van acht jaar voordat de schadeverzekering werd afgesloten.

3.2   De door klagers in het verzet aangevoerde gronden zijn deels een herhaling en deels een uitwerking van de klacht zoals deze reeds door de voorzitter is beoordeeld.

4     BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

Ook in de verzetprocedure hebben klagers hun stelling dat verweerster ten onrechte vertrouwelijke stukken in het geding heeft gebracht, niet afdoende onderbouwd.

4.3     Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De Raad van Discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 maart 2016.

Griffier    Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 maart 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klagers

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.     

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.