Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-03-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:53

Zaaknummer

15-616/A/A

Inhoudsindicatie

Klacht over advocaat wederpartij ongegrond. Verweerder is met zijn berichtgeving over het kluisbezoek gebleven binnen de grenzen van de hem toekomende vrijheid om de belangen van zijn cliënte(n) te behartigen. Met het oog op diezelfde vrijheid bestond er voor verweerder niet de verplichting om zijn medewerking aan het kluisbezoek te onthouden.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 7 maart 2016

in de zaak 15-616/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

 

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 4 maart 2015 heeft de gemachtigde van klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 3 december 2015 met kenmerk 4015-0165, door de raad ontvangen op 4 december 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 januari 2016 in aanwezigheid van klaagster, mr. J.A. Zee – een kantoorgenoot van de gemachtigde van klaagster – en de gemachtigde van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

- de genoemde brief van de deken aan de raad;

- de stukken 1 tot en met 28 genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klaagster is met haar twee zussen verwikkeld in een erfrechtelijk geschil met betrekking tot de nalatenschap van hun vader. De zussen van klaagster worden bijgestaan door verweerder.

2.2 Het geschil ziet onder meer op een som contante gelden, welke door de zussen van klaagster zijn ondergebracht in een kluis. De zussen hebben klaagster niet op de hoogte gebracht van de locatie van de kluis.

2.3 De zussen hebben over de ontstane situatie verschillende gerechtelijke procedures gevoerd. Tussen partijen is op een gegeven moment gesproken over een gemeenschappelijk kluisbezoek op 20 oktober 2014. Een e-mail van verweerder van 17 oktober 2014 aan de gemachtigde van klaagster daaromtrent luidt – voor zover relevant – als volgt:

“1. De bank staat niet toe dat een delegatie in de daadwerkelijke kluisruimte komt. Alleen de kluishouder is het toegestaan daar te komen.”

2.4 Bij e-mail van 18 oktober 2014 laat verweerder aan de gemachtigde van klaagster weten:

“De kluis wordt gehuurd bij een bank. Deze bank als verhuurder bepaalt de regels; niet de huurder.”

2.5 Op 20 oktober 2014 heeft er vervolgens daadwerkelijk een kluisbezoek plaatsgevonden in de aanwezigheid van notaris V (hierna ook V). In het door de notaris opgemaakte proces-verbaal heeft de notaris opgemerkt dat hij de in pakketten aangetroffen coupures niet heeft geteld maar dat hij de door hem in zijn proces-verbaal genoemde bedragen heeft overgenomen van de – op de pakketten geplakte – etiketten. Bij het bezoek waren verder de zussen van klaagster en verweerder aanwezig.

2.6 Klaagster heeft ervoor gekozen niet aanwezig te zijn bij het kluisbezoek. Na afloop van het kluisbezoek, heeft verweerder per e-mail onder meer het volgende aan de gemachtigde van klaagster bericht:

“De bank staat slechts toe dat de huurder en de bank gezamenlijk de kluis openen. Desgewenst kan de huurder iemand machtigen, maar dan staat de bank slechts toe dat deze gemachtigde en de bank de kluis openen. Derhalve heb ik geschreven dat de bank niet de hele delegatie toelaat. Op speciaal verzoek en bij hoge uitzondering heeft de bank toegestaan dat de notaris met cliënte en de bank de kluisruimte heeft bezocht. Ik heb voornoemde voorwaarden hedenochtend nog bij de bank geverifieerd en dat werden mij aldus bevestigd.”

2.7 Klaagster heeft eerst na het kluisbezoek van 20 oktober 2014 kennis genomen van de “Voorwaarden huren safeloket”. Artikel 5 van die voorwaarden luidt – voor zover relevant – als volgt:

“De Huurder kan een derde uitsluitend toegang tot het loket doen verschaffen door middel van een met toestemming van de Bank te geven volmacht. Deze volmacht, op te maken op een door de Bank te verstrekken formulier, moet ook de handtekening dragen van de gevolmachtigde.”

2.8 Klaagster heeft op 4 maart 2015 een klacht tegen notaris V ingediend bij de Kamer voor het notariaat. Klaagster heeft er in de kern over geklaagd dat V – in weerwil van de uitdrukkelijke bezwaren van klaagster – buiten haar aanwezigheid op 20 oktober 2014 de bankkluis heeft laten openen. De klacht tegen de notaris is bij beslissing van de Kamer voor het notariaat van 3 september 2015 gegrond verklaard; aan V is een berisping opgelegd. De Kamer heeft onder meer overwogen:

“Vast staat dat de notaris geen partijnotaris was. Hij was weliswaar ingeschakeld door [verweerder], de raadsman van de twee zusters van klaagster, maar de notaris had een opdracht gekregen die voor drie zussen, dus ook ten behoeve van klaagster, diende te worden uitgevoerd, te weten het mede in haar bijzijn inspecteren van de bankkluis.”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder stellingen, ten aanzien van de mogelijkheid voor klaagster om de kluisruimte te betreden, heeft betrokken waarvan hij wist dat deze feitelijk onjuist waren (Gedragsregel 30);

b) verweerder actief heeft meegewerkt aan het bezoek van de kluis op 20 oktober 2014 zonder dat klaagster daarbij aanwezig was, terwijl verweerder erop gewezen was dat de erfgenamen hun machtigingen over en weer hadden ingetrokken en dat alleen de erfgenamen gezamenlijk de kluis mochten openen (Gedragsregel 1).

3.2 Klaagster stelt ter toelichting op haar klacht dat zij bij het openen van de kluis aanwezig wilde zijn om erop toe te kunnen zien dat geen zaken zouden verdwijnen. Doordat verweerder heeft bericht dat klaagster – kennelijk ingevolge de bankvoorwaarden – niet bij het openen van de kluis aanwezig mocht zijn, heeft klaagster ervan afgezien om bij het bezoek op 20 oktober 2014 aanwezig te zijn. Het is klaagster vervolgens pas na het kluisbezoek gebleken dat een volmacht mogelijk zou zijn geweest.

3.3 Klaagster stelt ter toelichting op klachtonderdeel b) dat de omstandigheid dat de kluis op naam van haar zuster staat, niet afdoet aan het feit dat haar zuster de kluis juridisch bezien – vanwege de ingetrokken volmachten – niet alleen mocht betreden.

4 VERWEER

4.1 Verweerder meent dat de klacht ongegrond is en heeft daartoe het volgende aangevoerd.

4.2 Verweerder voert ten aanzien van klachtonderdeel a) aan dat hij op 16 oktober 2014 overleg heeft gevoerd met een bankmedewerker in verband met het kluisbezoek van 20 oktober 2014. De bankmedewerker heeft aan verweerder gemeld dat alleen de kluishoudster met iemand van de bank de kluisruimte zou mogen betreden. Die informatie heeft hij met (de gemachtigde van) klaagster gedeeld.

4.3 Verweerder voert ten aanzien van klachtonderdeel b) aan dat zijn cliënte te allen tijde in de gelegenheid – en conform de voorwaarden van de bank ook gerechtigd – was om de kluis te bezoeken. Verweerder heeft aldus niet actief meegewerkt aan het mogelijk maken van het kluisbezoek; daarvoor was zijn medewerking niet vereist. Verweerder heeft er slechts voor gezorgd dat de kluis zou worden geopend in het bijzijn van de notaris. Klaagster is de gelegenheid geboden bij het bezoek aanwezig te zijn maar daar heeft ze om haar moverende redenen vanaf gezien, aldus – nog steeds – verweerder.

5 BEOORDELING

5.1 Partijdigheid is één van de kernwaarden waaraan de advocaat dient te voldoen; de advocaat is partijdig bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt.

5.2 Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

5.3 De raad overweegt dat de hiervoor in 5.1 en 5.2 weergegeven uitgangspunten naar hun aard verschillen van de maatstaf (onpartijdigheid) waar de Kamer voor het notariaat het handelen van notaris V aan heeft getoetst. Daar waar van de notaris mocht worden verwacht dat hij de belangen van de drie zusters behartigde, diende verweerder partijdig te zijn zonder de belangen van klaagster onnodig of onevenredig te schaden.

Klachtonderdeel a)

5.4 Verweerder heeft met betrekking tot klachtonderdeel a) aangevoerd dat hij navraag bij een bankmedewerker heeft gedaan in verband met de voorgenomen kluisinspectie op 20 oktober 2014. Verweerder heeft de door hem verkregen informatie vervolgens – bij e-mail van 17 oktober 2014 – doorgegeven aan (de gemachtigde van) klaagster. Klaagster heeft die gang van zaken niet betwist.

5.5 Dat de door verweerder – in zijn e-mail van 17 oktober 2014 – gegeven informatie onjuist was, is de raad niet gebleken. Voor zover klaagster beoogt te klagen over het feit dat de informatie van verweerder onvolledig was – en dat zij daardoor onevenredig in haar belangen is geschaad – overweegt de raad als volgt.

5.6 Niet is komen vast te staan dat verweerder voorafgaand aan het kluisbezoek op 20 oktober 2014 de hiervoor onder 2.7 aangehaalde bankvoorwaarden kende en aldus wist dat klaagster door zijn cliënte zou kunnen worden gemachtigd. Derhalve is niet komen vast te staan dat verweerder (de gemachtigde van) klaagster bij e-mail van 17 oktober 2014 – althans voorafgaand aan het kluisbezoek van 20 oktober 2014 – bewust onvolledig heeft geïnformeerd.

5.7 De raad is gezien het voorgaande van oordeel dat verweerder de voorwaarden waaronder een kluisinspectie zou kunnen plaatsvinden, op tuchtrechtelijk niet verwijtbare wijze aan (de gemachtigde van) klaagster kenbaar heeft gemaakt en aldus is gebleven binnen de grenzen van de hem toekomende – zoals hiervoor in 5.2 weergegeven – vrijheid om de belangen van zijn cliënte(n) te behartigen.

5.8 De raad vraagt zich overigens af of het kluisbezoek op 20 oktober 2014 anders zou zijn verlopen als klaagster op de hoogte zou zijn geweest van de mogelijkheid tot machtiging. De raad stelt vast dat verweerder bij dupliek heeft aangevoerd dat zijn cliënte bij de kluisinspectie aanwezig zou zijn zodat geen sprake zou zijn van het verlenen van een machtiging. Het had derhalve ook in die (hypothetische) situatie op de weg van (de gemachtigde van) klaagster gelegen om (nader) te onderhandelen over de voorwaarden waaronder het kluisbezoek zou plaatsvinden, bijvoorbeeld door een verzoek te doen tot aanwezigheid van klaagster bij het openen van de kluis.

5.9 Klachtonderdeel a) is gezien het voorgaande ongegrond.

Klachtonderdeel b)

5.10 De raad volgt klaagster niet in haar stelling dat op verweerder – als advocaat van de wederpartij – de verplichting rustte zijn medewerking aan een kluisbezoek te onthouden als klaagster (om welke reden dan ook) niet bij het bezoek aanwezig zou zijn. Die stelling van klaagster gaat voorbij aan de hiervoor in 5.1 en 5.2 weergegeven vrijheid die de advocaat van een wederpartij toekomt. Dat klaagster ervoor heeft gekozen niet bij de inspectie aanwezig te zijn – en ook niet verder te onderhandelen over de voorwaarden van een kluisbezoek (vergelijk hiervoor 5.8) – kan verweerder niet tuchtrechtelijk worden verweten.

5.11 Ook klachtonderdeel b) is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. M.W. Schüller en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 maart 2016.

Griffier Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 7 maart 2016 verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam    

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Indien hoger beroep wordt ingesteld, moet dit binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing gebeuren door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3770 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl