Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-03-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:51

Zaaknummer

15-580/A/A

Inhoudsindicatie

Samenvatting: Mondelinge uitspraak. Gegrond verzet. Nieuwe datum voor mondelinge behandeling klacht.

Uitspraak

eslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 7 maart 2016

in de zaak 15-580/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 21 december 2015 op de klacht van:

klagers

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 10 mei 2015 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 19 november 2015 met kenmerk 4015-0334, door de raad ontvangen op 20 november 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 21 december 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 21 december 2015 is verzonden aan klagers.

1.4 Bij brief van 17 januari 2016, door de raad ontvangen op 19 januari 2016, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 maart 2016 in aanwezigheid van klager sub 2. Verweerster heeft de raad voorafgaand aan de zitting bericht niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 17 januari 2016. De raad heeft de brief van verweerster van 4 maart 2016 niet bij de beoordeling betrokken, omdat de brief te laat is ingediend. De brief is wel, tezamen met door klager sub 1 ter zitting overgelegde spreekaantekeningen, aan het proces-verbaal gehecht.

1.7 De raad heeft ter zitting mondeling uitspraak gedaan. Het onderstaande is de uitwerking daarvan.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komen klagers in verzet niet op.

3 VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1 anders dan de voorzitter heeft overwogen, is klachtonderdeel a) niet alleen gebaseerd op het feit dat de rechtbank klagers in het ongelijk heeft gesteld: de klacht is gebaseerd op het resultaat van niet verrichtte handelingen lopende het onderzoek, hetgeen klagers pas definitief duidelijk is geworden na ontvangst van het vonnis;

3.2 verweerster heeft tijdens de comparitie relevante zaken niet naar voren gebracht;

3.3 klagers zijn op 10 januari 2014 mondeling met verweerster overeengekomen dat klager sub 1 de aankoopnota van de lift alsmede ander bewijsmateriaal aan haar zou doen toekomen. Bij e-mail van 2 februari 2014 hebben klagers verweerster meegedeeld dat zij de stukken die week zouden afgeven bij de receptie van het kantoor van verweerster. Klagers hebben dat vervolgens ook gedaan. Voor zover klagers bekend is er maar één receptie, namelijk de receptie tegenover de toegangsdeur van de gang van het advocatenkantoor van verweerster. Van een andere receptie is klagers niets bekend. Ondanks dat er duidelijke afspraken met verweerster zijn gemaakt en ondanks dat klagers in hun e-mail van 2 februari 2014 duidelijk hadden aangegeven de stukken diezelfde week bij de receptie af te geven, heeft verweerster niet naar de stukken geïnformeerd;

3.4 verweerster heeft zeer regelmatig per e-mail gestelde vragen niet beantwoord.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht heeft met name betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening door verweerster.

4.2 De raad stelt voorop dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

4.3 De raad is, anders dan de voorzitter, van oordeel dat de klacht van klagers in het licht van het hiervoor genoemde toetsingskader niet kennelijk ongegrond is. Het verzet is derhalve gegrond en de raad zal overgaan tot een hernieuwde beoordeling van de klacht.

4.4 Nu verweerster niet ter zitting is verschenen en de raad het voor de beoordeling van de klacht van belang vindt dat zij bij de behandeling daarvan aanwezig is, zal een nieuwe datum worden bepaald voor de behandeling van de klacht van klagers. Verweerster dient ter gelegenheid van die mondelinge behandeling alle stukken waarop zij zich beroept, waaronder in ieder geval de opdrachtbevestiging, het procesadvies, de uitgebrachte dagvaarding en comparitieaantekeningen (voor zover die er zijn) aan de raad en aan klagers te doen toekomen. De raad ziet daarnaast aanleiding om klagers in de gelegenheid te stellen om ter gelegenheid van de mondelinge behandeling een opgave van de stukken waarvan zij stellen die op 6 februari 2014 te hebben afgegeven bij de receptie van het kantoor van verweerster in het geding te brengen.

4.5 De raad houdt iedere verdere beslissing aan.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet gegrond;

- bepaalt dat een nieuwe datum zal worden vastgesteld voor de mondelinge behandeling van de klacht;

- bepaalt dat verweerster uiterlijk veertien dagen voor die mondelinge behandeling alle stukken waarop zij zich beroept, waaronder in ieder geval de opdrachtbevestiging, het procesadvies, de uitgebrachte dagvaarding en comparitieaantekeningen (voor zover die er zijn) aan de raad en aan klagers doet toekomen;

- stelt klagers in de gelegenheid om uiterlijk veertien dagen voor de mondelinge behandeling de in § 4.4 bedoelde opgave van stukken aan de raad en aan verweerster te doen toekomen;

- houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. S. Wieberdink en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken op 7 maart 2016.

Griffier Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 8 maart 2016

verzonden aan:

- klagers

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.