Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-07-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:178

Zaaknummer

15-37

Inhoudsindicatie

Executoriaal beslag op onverdeeld aandeel onroerend goed van de broer van klager, waarin klager eveneens  een onverdeeld aandeel heeft. Klager in zijn klacht ontvankelijk. Beslag niet disproportioneel.

Uitspraak

Beslissing van 6 juli 2015

in de zaak 15-37

naar aanleiding van de klacht van:

de heer G.

klager

tegen:

mr. B.

advocaat te L.     

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 12 maart 2015, met kenmerk RvT 14-0166/TRC/ml, door de raad ontvangen op 13 maart 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 juni 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1. genoemde brief met de daarbij horende bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft, ter executie van een vonnis waarbij een broer van klager is veroordeeld aan verweerders kantoor € 6.000,-- te betalen, op 29 april 2014 beslag laten leggen op vijf onroerende zaken, die (elk) in waarde een veelvoud van € 6.000,-- vertegenwoordigden. Verweerder heeft eveneens beslag laten leggen op het 1/3 onverdeelde aandeel in een onroerende zaak waarin klager en diens zus eveneens een onverdeeld aandeel hebben. 

2.3    Na beslaglegging op de onroerende zaak waarin klager een 1/3 onverdeeld aandeel heeft en naar aanleiding van het protest dat klager en diens zus naar voren hebben gebracht bij brieven van 23 mei en 9 juli 2014 gericht aan de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland, heeft verweerder het beslag op 25 juli 2014 opgeheven.

2.4    Op de onroerende zaken waarop beslag is gelegd, is ook door anderen beslag gelegd.

2.5    Bij brief van 23 mei 2014 heeft klager de klacht tegen verweerder ingediend, welke klacht bij brief van 9 juli 2014 is verduidelijkt.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door disproportionele maatregelen te nemen om zijn vordering op de broer van klager te innen, welke maatregelen klager benadeelden.

4    VERWEER

4.1    Omdat de broer van klager niet voldeed aan het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 4 december 2013, is verweerder overgegaan tot executie en beslaglegging. Voor zover het gaat om de onroerende zaak waarin klager een onverdeeld aandeel heeft, is uitsluitend beslag gelegd op het onverdeelde aandeel van de broer. Het onverdeeld aandeel van klager is dus niet door het beslag getroffen. Verweerder heeft het beslag desondanks opgeheven toen hij met het protest van klager werd geconfronteerd.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    Gelet op het feit dat klager een onverdeeld aandeel houdt in een onroerende zaak waarop namens verweerder executoriaal beslag is gelegd, acht de raad klager ontvankelijk in zijn klacht.

5.3    De raad is van oordeel dat de op verzoek van verweerder gelegde beslagen niet disproportioneel zijn. De broer van klager en cliënt van verweerder heeft niet gereageerd naar aanleiding van verzoeken en sommatie van verweerder tot betaling van de openstaande vordering van    € 6.000,-- over te gaan. Bij vonnis van 4 december 2013 is de vordering tot betaling van dit bedrag aan het kantoor van verweerder toegewezen. Het vonnis is betekend op 18 december 2013. Betaling is uitgebleven, als gevolg waarvan op verzoek van (het kantoor van) verweerder executoriaal beslag is gelegd, onder andere op het onverdeeld aandeel van de broer van klager, in een onroerende zaak waarin ook klager een onverdeeld aandeel heeft. Op de onroerende zaken lagen executoriale beslagen van andere schuldeisers van de broer van klager.

5.4    De omstandigheden in de uitspraken van het Hof van Discipline waarop klager een beroep heeft gedaan ter onderbouwing van zijn standpunten, zijn niet vergelijkbaar met de omstandigheden in de onderhavige klacht. Daarbij komt dat de ene uitspraak ziet op conservatoire beslaglegging, terwijl het hier om een executoriaal beslag gaat, en dat de andere uitspraak ziet op de daadwerkelijke executie van de woning van de cliënt terwijl de vordering niet in verhouding stond tot de waarde van de woning, waar hier geen sprake is geweest van daadwerkelijke executie. Verweerder heeft immers, nadat klager daarover zijn bezwaren naar voren heeft gebracht, het beslag op de onroerende zaak waarin klager een onverdeeld aandeel heeft, opgeheven.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klacht is ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, J.H. Brouwer, H. Dulack en P.J.F.M. de Kerf, leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juli 2015

griffier    voorzitter