Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-07-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2015:189
Zaaknummer
15-19
Inhoudsindicatie
Klager verwijt zijn advocaat slechte rechtsbijstand in een asielprocedure. Hoewel klager bijna 3 jaren heeft gewacht met indienen van de klacht is hij ontvankelijk. De raad overweegt dat niet aannemelijk is geworden dat klager vóór de overname van de zaak door de opvolgend advocaat, zich het beweerdelijk klachtwaardige handelen van verweerder heeft gerealiseerd of zich behoorde te realiseren. Bij het oordeel dat de periode niet te lang is is van belang dat klager asielzoeker is. Dat het voor verweerder als gevolg van dit tijdsverloop mogelijk lastiger is om zich in deze klacht te verweren is een factor van betekenis, maar in dit geval niet van doorslaggevend gewicht. Klacht is ongegrond. Niet is komen vast te staan dat verweerder in de asielprocedure tuchtrechtelijk verwijtbaar is tekort geschoten.
Uitspraak
Beslissing van 20 juli 2015
in de zaak 15-19
naar aanleiding van de klacht van:
de heer X
wonende te A
klager
tegen:
mr. Y
advocaat te B
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 11 februari 2015, met kenmerk RvT 14-0195/TRC/ml, door de raad ontvangen op 12 februari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 mei 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de bij de aanbiedingsbrief van de deken d.d. 11 februari 2015 genoemde stukken.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in een asielkwestie, voor het laatst in november 2011. Pas later kwam klager tot de visie dat er sprake was van slechte rechtsbijstand en nadelige gevolgen daarvan. Ook zijn slechte kennis van het Nederlands heeft er aan bijgedragen dat hij niet eerder heeft geklaagd.
2.3 Bij brief van 2 juli 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) bij het aanvullend gehoor (hierna verhoor) documenten in te dienen die niet van klager waren en ook geen betrekking hadden op de zaak,
b) klager niet te informeren over het indienen van de doopakte,
c) klager niet te informeren over de inhoud van het aanvullend verhoor en niet te informeren waarom dit ging plaatsvinden,
d) de slechte psychische gesteldheid niet onder de aandacht te brengen tijdens het aanvullend verhoor,
e) onvolledige correcties en aanvullingen op het aanvullende verhoor te leveren,
f) te accepteren dat de rechtszaak begon zonder tolk,
g) te zeggen dat “alles goed zou komen” en klager hiermee op het verkeerde been te zetten,
h) klager slecht op de hoogte te brengen van de inhoud van de bezwaren van de IND, waardoor klager de kans is ontnomen om de bezwaren te weerleggen,
i) zich in zijn verdediging te beperken tot algemeenheden.
4 VERWEER
4.1 Verweerder beroept zich op de niet-ontvankelijkheid van klager in zijn klacht wegens het grote tijdsverloop tussen het tijdstip van de verweten handelingen en de datum van indiening van de klacht.
4.2 Verweerder ontkent dat hij is tekort geschoten in zijn dienstverlening aan klager. Als gevolg van het tijdsverloop is het voor verweerder lastig om op klachten in te gaan, nu hij niet meer in het bezit is van de originele dossierstukken en bepaalde zaken niet meer kan achterhalen.
4.3 Verweerder erkent een stuk te hebben ingediend dat op een andere cliënt (met een vergelijkbare naam) betrekking had. Dit had niet mogen gebeuren en verweerder biedt daarvoor zijn excuses aan, maar klager is hierdoor niet in zijn belang geschaad.
4.4 Verweerder kan niet meer nagaan of hij klager over het indienen van de doopakte heeft geïnformeerd. Het was echter wel degelijk van belang om de akte over te leggen.
4.5 Tijdens het verhoor van klager door de IND is herhaaldelijk geïnformeerd naar de psychische gesteldheid van klager, waarover hij dus heeft kunnen verklaren. Verweerder had op basis van de op dat moment voor hem beschikbare stukken geen concrete aanknopingspunten om te betwijfelen of klager op dat moment in staat was gehoord te worden.
4.6 Verweerder heeft namens klager schriftelijke aanvullingen en correcties op het proces-verbaal van het aanvullend verhoor ingediend. Het was aan klager om eventuele aanvullingen en correcties aan verweerder door te geven.
4.7 Voor en na de zitting heeft verweerder uitgebreid de gang van zaken met klager doorgenomen met behulp van een tolk. Verweerder kan niet meer nagaan of hij bezwaar heeft gemaakt tegen het feit dat de rechter zonder aanwezigheid van de tolk alvast met de behandeling wilde beginnen. Achteraf gezien was dat misschien beter geweest. Het ging echter om een duidelijke beslissing van de rechter. Klager is door de gang van zaken ook niet benadeeld. Klager heeft tijdens de zitting alle vragen van de rechter met behulp van een tolk kunnen beantwoorden.
4.8 Verweerder ontkent aan klager te hebben gezegd dat “alles goed zou komen”. Zulke dingen zegt verweerder nooit en ook noemt hij nimmer slagingspercentages. Verweerder zal wellicht gezegd hebben dat zijn zaak een reële kans van slagen had. Helaas heeft dit anders uitgepakt.
5 BEOORDELING
5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
5.2 Ontvankelijkheid
Niet aannemelijk is geworden dat klager vóór de overname van de zaak door de opvolgend advocaat, zich het beweerdelijk klachtwaardige handelen van verweerder heeft gerealiseerd of zich behoorde te realiseren. De hier te beoordelen termijn is daarom niet eerder aangevangen dan bij gelegenheid van die overname, op 16 september 2011. Op 2 juli 2014 is de klacht ingediend. Dat is een tijdsverloop van bijna drie jaren. Dat is weliswaar een langere periode, maar onvoldoende lang voor het oordeel dat klager niet ontvankelijk is, mede gelet op het feit dat klager zich in zijn positie van asielzoeker wellicht minder gemakkelijk over de mogelijkheden om een klacht in te dienen heeft kunnen oriënteren. Dat het voor verweerder als gevolg van dit tijdsverloop mogelijk lastiger is om zich in deze klacht te verweren is een factor van betekenis, maar - mede gelet op het door verweerder gevoerde inhoudelijke verweer - niet van doorslaggevend gewicht. De raad is daarom van oordeel dat in dit geval het belang van klager om zijn klacht alsnog te kunnen indienen prevaleert. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn klacht.
5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a. Verweerder heeft erkend dat hij een verkeerd document in de procedure heeft overgelegd en heeft daarvoor zijn excuses aangeboden. Niet is gebleken dat de belangen van klager daardoor zijn geschaad. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is hier geen sprake. Derhalve is dit klachtonderdeel ongegrond.
5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b.Ter zitting heeft klager erkend dat het aanvullend verhoor op voorhand met hem is besproken. Op grond hiervan en van de stellingen van verweerder is aannemelijk geworden dat er een voorafgaand gesprek in aanwezigheid van een tolk heeft plaatsgevonden over de reden en de inhoud van het aanvullend verhoor . Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c. Tussen partijen staat vast dat klager zijn doopakte aan verweerder heeft overhandigd en dat verweerder deze vervolgens in de asielprocedure heeft overgelegd. De raad kan klager niet volgen in zijn verlangen dat verweerder hem over het inbrengen van dit stuk in de procedure had moeten consulteren en informeren. Het doel van het overhandigen van de doopakte aan verweerder kan immers geen andere zijn geweest dan dit in de asielprocedure over te leggen, temeer daar de geloofsovertuiging van klager een belangrijk argument voor deze aanvraag was. Ook als vast zou staan dat verweerder klager niet heeft geïnformeerd over het overleggen van de doopakte (klager stelt dit, maar verweerder kan dit niet meer nagaan nu hij niet meer de beschikking heeft over zijn dossier) dan nog is dat naar het oordeel van de raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Derhalve is dit klachtonderdeel ongegrond.
5.6 Ten aanzien van klachtonderdeel d. Uit het proces-verbaal daarvan blijkt dat klager tijdens het aanvullend verhoor zelf melding heeft gemaakt van zijn psychische gesteldheid van dat moment. Niet is gebleken dat verweerder in dit opzicht jegens klager tuchtrechtelijk verwijtbaar tekort is geschoten. Derhalve is dit klachtonderdeel ongegrond.
5.7 Ten aanzien van klachtonderdeel e. Tussen partijen staat vast dat verweerder, nadat het aanvullend verhoor had plaatsgevonden, schriftelijke aanvullingen en correcties heeft ingediend naar aanleiding van het proces-verbaal van dit verhoor (rapport van aanvullend gehoor). Niet is gebleken dat deze correcties en aanvullingen onvolledig zijn geweest. Daartoe is niets, althans onvoldoende, door klager gesteld. Derhalve is dit klachtonderdeel ongegrond.
5.8 Ten aanzien van klachtonderdeel f. Verweerder heeft voor de behandeling bij de rechtbank een tolk opgeroepen. Die is echter te laat verschenen, zodat klager een deel van de zitting verstoken is gebleven van de vertaaldiensten van een tolk. Uit het proces-verbaal van de behandeling blijkt dat de vragen die voorafgaande aan de komst van de tolk aan verweerder zijn gesteld en waarop verweerder geen antwoord wist later, nadat de tolk was verschenen, nogmaals aan klager zijn gesteld en dat hij op deze vragen in aanwezigheid van een tolk heeft kunnen antwoorden. Voorts heeft klager het laatste woord gekregen waarin hij alles heeft kunnen zeggen wat naar zijn mening voor zijn zaak van belang was. Onder deze omstandigheden heeft verweerder geen tuchtrechtelijke norm geschonden door zich neer te leggen bij de gang van zaken, waarbij niet van meet af aan bij de behandeling een tolk aanwezig was en de rechter uitdrukkelijk besliste om buiten aanwezigheid van de tolk alvast met de behandeling te beginnen. Derhalve is het klachtonderdeel ongegrond.
5.9 Ten aanzien van klachtonderdeel g. Verweerder ontkent dat hij heeft gezegd dat “alles goed zou komen” en klager heeft zijn stelling dat dit wel is gezegd niet aannemelijk gemaakt. Derhalve is het klachtonderdeel ongegrond.
5.10 Ten aanzien van klachtonderdeel h. Niet is komen vast te staan dat verweerder klager slecht op de hoogte heeft gesteld van de inhoud van de bezwaren van de IND. Derhalve is dit klachtonderdeel ongegrond.
5.11 Ten aanzien van klachtonderdeel i. Niet is komen vast te staan dat verweerder zich in zijn verdediging tot algemeenheden heeft beperkt. Derhalve is dit klachtonderdeel ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, K.J. Verrips, R.P.F. van der Mark en P.R.M. Noppen, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 juli 2015.
griffier voorzitter