Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-03-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:47

Zaaknummer

15-562/DB/LI

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft klager op basis van een toevoeging bijgestaan. Na resultaatsbeoordeling is deze toevoeging ingetrokken en heeft verweerder zijn declaratie aan klager gestuurd. Omdat de declaratie niet wordt betaald heeft verweerder incassomaatregelen aangekondigd. Klager heeft beroep tegen de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand tot intrekking van de toevoeging ingesteld. Verweerder heeft maatregelen wel aangekondigd, maar niet genomen.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch

van 21 maart 2016

in de zaak 15-562/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

klager

 

 

tegen:

 

 

 

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 30 mei 2015 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg beklaagd over verweerder. Bij brief aan de raad van 13 november 2015 met kenmerk K15-047, door de raad ontvangen op 16 november 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 januari 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen.

 

 

2          FEITEN

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1     Een kantoorgenoot van verweerder heeft klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure in eerste aanleg en appel. Aan klager was voor de appelprocedure een toevoeging verleend. Bij het einde van de procedure is de toevoeging op 3 mei 2013 ter declaratie ingediend bij de Raad voor Rechtsbijstand en vond de resultaatbeoordeling plaats. Ten gevolge daarvan heeft de Raad voor Rechtsbijstand bij besluit van 5 augustus 2013 de toevoeging met terugwerkende kracht ingetrokken omdat het resultaat uit de zaak hoger zou zijn dan 50% van het heffingsvrije vermogen. Verweerder heeft vervolgens een declaratie aan klager gestuurd voor de door zijn kantoorgenoot in opdracht van klager verrichte werkzaamheden. Deze declaratie is door klager niet betaald.

2.2     Klager heeft bezwaar ingediend tegen de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand tot intrekking van de toevoeging. Dit bezwaar is ongegrond verklaard, waarna klager bij de rechtbank in beroep is gegaan. Ook dit beroep is ongegrond verklaard, maar de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij beslissing van 22 april 2015 het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank alsmede het besluit van de Raad voor Rechtsbijstand tot intrekking van de toevoeging vernietigd.

2.3     De Raad voor Rechtsbijstand heeft in of omstreeks juli 2015 een nieuw besluit genomen tot intrekking van de toevoeging, waartegen klager opnieuw bezwaar heeft aangetekend en vervolgens beroep bij de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State heeft ingesteld.  

 

3          klacht

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder het commerciële tarief aan klager in rekening brengt en tot invordering overgaat, hoewel er een uitspraak van de Raad van State ligt dat de aan klager verleende toevoeging ten onrechte door de Raad voor Rechtsbijstand is ingetrokken.

 

4          VERWEER

4.1     Verweerder is van mening dat door hem niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Verweerder wijst op het feit dat de Raad voor Rechtsbijstand, gelet op de uitspraak van de Raad van State van 22 april 2015, een nieuw besluit  moest nemen. Door de verkoop van de voormalige echtelijke woning, waarop een aanzienlijke overwaarde rustte, heeft klager als gevolg van de echtscheidingsprocedure een bedrag ontvangen dat groter is dan 50% van het heffingsvrije vermogen. De Raad voor Rechtsbijstand heeft  derhalve de toevoeging opnieuw ingetrokken. Verweerder heeft in die omstandigheden het recht om aan klager een declaratie te zenden voor de door zijn kantoor verrichte werkzaamheden.

4.2     Daarnaast heeft verweerder tijdens de mondelinge behandeling nog aangegeven dat door zijn kantoor wel incassomaatregelen zijn aangekondigd, maar dat deze feitelijk niet zijn genomen. Ter zitting heeft verweerder toegezegd geen incassomaatregelen te zullen nemen totdat de Raad van State op het door klager tegen het hernieuwde besluit van de Raad voor Rechtsbijstand ingestelde hoger beroep heeft beslist.

 

5          BEOORDELING

5.1      De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

5.2      Ter zitting heeft klager ontkend dat hij met het kantoor van verweerder een overeenkomst heeft gesloten. Klager betwist echter niet dat een kantoorgenoot van verweerder werkzaamheden voor hem heeft verricht en diverse procedures, zowel in eerste aanleg als hoger beroep, voor klager heeft gevoerd. De raad gaat derhalve voorbij aan de stelling van klager dat geen overeenkomst is gesloten en gaat ervan uit dat wel degelijk opdracht voor het verrichten van werkzaamheden is gegeven.

5.3      Gelet op het feit dat door klager opdracht is gegeven aan een kantoorgenoot van verweerder om werkzaamheden voor hem te verrichten, alsmede gelet op het feit dat die werkzaamheden ook daadwerkelijk zijn verricht, moest klager rekening houden met het feit dat hij de kosten van die werkzaamheden aan zijn advocaat zou moeten betalen. Dat geldt ook nu in eerste instantie aan klager een toevoeging is verleend. Wanneer namelijk de toevoeging wordt ingetrokken, heeft een advocaat het recht om zijn commerciële tarief bij de rechtzoekende in rekening te brengen.

5.4      Verweerder heeft desgevraagd ter zitting aangegeven dat hij wel aangekondigd heeft om zijn openstaande vordering te gaan incasseren, maar dat feitelijk geen incassomaatregelen zijn genomen omdat eerst de nieuwe beslissing van de Raad van State wordt afgewacht. Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat door verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. De klacht van klager is derhalve ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door m r. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. L.J.G. de Haas, E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 maart 2016.

 

 

 

Griffier                                                                                 Voorzitter

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 21 maart 2016

verzonden aan:

-       klager

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg    

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-       het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-       klager

-       verweerder

-       de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg

-       de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.         Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl