Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-03-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:46

Zaaknummer

15-298/DB/LI

Inhoudsindicatie

Verweerster wordt verweten dat zij onrechtmatig jegens klager handelt door namens haar cliënt aanspraak te maken op betaling van een bedrag dat volgens klager met instemming van de cliënt van verweerster op zijn rekening is betaald. Geen sprake van onrechtmatig handelen. Verweerster heeft enkel het standpunt van haar cliënt geformuleerd en dat op passende wijze gedaan.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch

van 21 maart 2016

in de zaak 15-298/DB/LI

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline van 8 september 2015 op de klacht van:

 

 

klager

 

tegen:

 

verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 19 augustus 2015 met kenmerk K15-042 , door de raad ontvangen op 21 augustus 2015 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 8 september 2015 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 11 september 2015 is verzonden aan klager.

1.3      Bij brief van 9 oktober 2015, door de raad ontvangen op 12 oktober 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 18 januari 2016 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5      De raad heeft kennisgenomen van:

-       de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-       het verzetschrift van klager d.d. 9 oktober 2015 met de daarbij behorende bijlagen;

 

2          FEITEN EN KLACHT

2.1     Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

 

3          VERZET

3.1      Het verzet houdt in dat verweerster weet dat haar cliënt zelf opdracht heeft gegeven om de bedragen die klager van de belastingdienst terug heeft ontvangen rechtstreeks aan klager over te maken. Daarmee is het handelen van verweerster volgens klager wel degelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar en dat heeft de voorzitter miskend.

 

4          BEOORDELING

4.1      De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

4.2      Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen, is geen sprake van nieuwe feiten  en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard.

4.3      Tijdens de mondelinge behandeling van het verzet is door verweerster een afschrift van het kortgedingvonnis van 27 september 2012 overgelegd. Uit dat vonnis blijkt dat verweerster, ten tijde van deze procedure, al opdracht had om in actie te komen tegen klager en aanspraak te maken op betaling van de bedragen waarover in de brieven van verweerster wordt gesproken. De raad is van oordeel dat de brieven waarover door klager wordt geklaagd de toets der kritiek kunnen doorstaan. Verweerster heeft correcte bewoordingen gebruikt en verwoordt slechts het standpunt van haar cliënt, hetgeen ook haar taak is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is derhalve geen sprake.

4.4      Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

                        BESLISSING

De raad van discipline: verklaart het verzet ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door m r. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. L.J.G. de Haas, E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 maart 2016.

 

 

griffier                                                               voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 21 maart 2016

 

verzonden aan:

-     klager

-     verweerster

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

 

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.