Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-08-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2015:199
Zaaknummer
14-157
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond. Toen verweerder deken werd mocht hij er van uit gaan dat de kwesties waarin klager bij verweerders voorganger om bemiddeling had verzocht reeds tot een oplossing waren gekomen. De raad is niet gebleken dat er bij verweerder signalen zijn binnen gekomen die hem desondanks tot enigerlei actie hadden moeten brengen. Toen klager zich telefonisch met een verzoek om bemiddeling tot verweerder wendde, heeft verweerder hem terecht naar twee andere leden van de raad van toezicht verwezen, nu zijn kantoor een deel van de dossiers van de curator had overgenomen en een aantal van klagers voormalige kantoorgenoten inmiddels op zijn kantoor werkzaam waren.
Uitspraak
Beslissing van 17 augustus 2015
in de zaak 14-157
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 1 april 2015 op de klacht van:
klager
tegen:
mr. X,
in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Y,
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van19 september 2014 aan de landelijk deken heeft klager zich beklaagd over verweerder.
1.2 Na verwijzing door de voorzitter van de raad bij beslissing d.d. 29 september 2014 is de klacht onderzocht door de deken in het arrondissement Z.
1.3 Bij brief aan de raad van 4 maart 2015 met kenmerk K 14/MN03, door de raad ontvangen op 5 maart 2015, heeft de deken in het arrondissement Z de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.4 Bij beslissing van 1 april 2015 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond geoordeeld, welke beslissing op 3 april 2015 is verzonden aan klager.
1.5 Bij brief van 14 april 2015, door de raad ontvangen op 14 april 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.6 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 29 juni 2015 in aanwezigheid van zowel klager als verweerder.
1.7 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 14 april 2015.
2 FEITEN EN KLACHT
Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
3.2 De klacht is niet zozeer dat verweerder niet heeft bemiddeld, maar dat hij zich te laks heeft opgesteld en onwetend heeft gehouden.
3.3 De voorzitter heeft ten onrechte klagers bezwaren ten aanzien van de door verweerder aangewezen leden van de raad van toezicht als bemiddelaars niet serieus genomen.
4 BEOORDELING
4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 De raad overweegt aanvullend als volgt. Toen verweerder deken werd mocht hij er van uit gaan dat de kwesties waarin klager bij verweerders voorganger om bemiddeling had verzocht (te weten: de verwerking van de post en toegang tot het pand) reeds tot een oplossing waren gekomen.
De raad is niet gebleken dat er in de eerste maanden van 2014 bij verweerder signalen zijn binnen gekomen die hem desondanks tot enigerlei actie hadden moeten brengen.
Toen klager zich op 17 juni 2014 telefonisch met een verzoek om bemiddeling tot verweerder wendde, heeft verweerder hem terecht naar twee andere leden van de raad van toezicht verwezen, nu zijn kantoor een deel van de dossiers van de curator had overgenomen en een aantal van klagers voormalige kantoorgenoten inmiddels op zijn kantoor werkzaam waren.
Toen klager zich bij brief d.d. 30 juli 2014 opnieuw tot verweerder wendde en zijn teleurstelling uitsprak over de wijze waarop de Orde met zijn bemiddelingsverzoeken is omgesprongen, heeft verweerder bij brief d.d. 1 augustus 2014 aan klager gevraagd om onderbouwing van de stappen die hij had gezet om met de leden van de raad tot een bemiddeling te komen. In zijn brief van 5 augustus 2014 aan verweerder heeft klager toegelicht waarom hij deze leden niet als onpartijdig en onbevangen zag en verduidelijkt dat het op dat ogenblik met name nog ging om de afrekening van het onderhanden werk. Omdat verweerder met vakantie was heeft de directeur van het bureau van de Orde klager bij brief d.d. 14 augustus 2014 laten weten dat verweerder na 21 augustus 2014 contact met hem zou opnemen. Daarvan is het niet meer gekomen doordat klager zich op 19 september 2014 over verweerder heeft beklaagd.
Voor 17 juni 2014 heeft verweerder aldus niet hoeven te begrijpen dat klager iets van hem verlangde. Verweerder heeft onder de gegeven omstandigheden voor en na die datum adequaat gehandeld. Hem kan geen laksheid of nalatigheid worden verweten.
4.4 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. F.L.M. Broeders, W.H. Kesler, C.W.J. Okkerse en P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van
17 augustus 2015.
griffier voorzitter