Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-08-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2015:196
Zaaknummer
14-165
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond. Het enkele feit dat verweerster in het verleden samen met de huidige deken lid is geweest van de raad van toezicht behoefde haar niet te belemmeren om met diens kantoor afspraken te maken over overname van pakketten dossiers en medewerkers van het failliete kantoor van klager. Dat zij niet op dezelfde condities met klager heeft willen contracteren als met andere kantoren, is door verweerster afdoende verklaard. Vanuit het economische belang van de boedel beschouwd wa s voorstelbaar dat verweerster besloot om de toevoegingsgelden aan de boedel te laten overmaken, zulks ter stroomlijning van de door haar voorgenomen afrekening die (ook in de beleving van klager) nog diende plaats te vinden ter zake van het werk dat klager tot aan het faillissement in de door hem meegenomen zaken had verricht.
Uitspraak
Beslissing van 17 augustus 2015
in de zaak 14-165
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 1 april 2015 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 19 september 2014 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Y beklaagd over verweerster.
1.2 Na verwijzing door de voorzitter van de raad bij beslissing d.d. 9 oktober 2014 is de klacht onderzocht door de deken in het arrondissement Z.
1.3 Bij brief aan de raad van 4 maart 2015 met kenmerk K 14/MN04, door de raad ontvangen op 5 maart 2015, heeft de deken in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.4 Bij beslissing van 1 april 2015 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond geoordeeld, welke beslissing op 3 april 2015 is verzonden aan klager.
1.5 Bij brief van 14 april 2015 met bijlagen, door de raad ontvangen op 14 april 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.6 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 29 juni 2015 in aanwezigheid van zowel klager als verweerster.
1.7 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager met bijlagen van 14 april 2015.
2 FEITEN EN KLACHT
Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op, behoudens ten aanzien van 2.1 onder e), waar had moeten staan dat verweerster in het verleden lid was van de raad van toezicht, deels in dezelfde periode dat de huidige deken als lid van die raad deel uitmaakte.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
3.2 Volgens klager kan er tussen redelijk denkende mensen geen twijfel over bestaan dat van kennelijke ongegrondheid van de klacht geen sprake is.
3.3 Meer in het bijzonder heeft klager aangevoerd dat de beslissing van de voorzitter deels op onjuiste dan wel onvolledige lezing van de stukken berust, waar hij er van uit is gegaan dat klager na de faillissementsdatum geen verzoek heeft gedaan om toegang tot het pand.
3.4 Voorts miskent de voorzitter volgens klager in overweging 4.7 dat er in dit faillissement geen postblokkade is geweest.
3.5 De voorzitter miskent verder dat verweerster onrechtmatig heeft gehandeld door de raad voor rechtsbijstand op te dragen de toevoegingsvergoedingen op de boedelrekening over te maken.
3.6 In overweging 4.10 neemt de voorzitter ten onrechte aan dat verweerster voor haar beslissing omtrent de toevoegingsgelden verantwoording heeft afgelegd. Dat is volgens klager nergens uit gebleken.
3.7 Voor klager is onbegrijpelijk dat de voorzitter heeft kunnen overwegen dat zijn verwijt dat verweerster bij haar onderhandelingen over de overdracht van lopende dossiers andere kantoren heeft bevoordeeld, niet uit de verf is gekomen.
4 BEOORDELING
4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaven heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op de relevante omstandigheden. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden van het verzet niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Een enkele feitelijke onjuistheid dient wel recht te worden gezet. Klager heeft terecht opgemerkt dat van een postblokkade geen sprake is geweest. Dat laat echter onverlet dat verweerster, blijkens haar toelichting ter zitting, op correcte wijze de in het pand van klager ontvangen post heeft laten sorteren en verwerken. Dat daarbij wel eens ten onrechte een voor klager bestemd poststuk werd geopend is inherent aan de situatie van een faillissement dat verstorend werkt op de normale gang van zaken. Van klager mag begrip daarvoor worden verwacht. Van frequente onacceptabele ongeregeldheden is de raad niet gebleken.
4.4 Of verweerster al dan niet tegenover de rechter-commissaris verantwoording heeft afgelegd over haar besluit om de toevoegingsgelden aan de boedel te laten overmaken, doet naar het oordeel van de raad niet ter zake. Vanuit het economische belang van de boedel beschouwd was wel voorstelbaar dat verweerster tot dat besluit kwam, ter stroomlijning van de door haar voorgenomen afrekening die (ook in de beleving van klager) nog diende plaats te vinden ter zake van het werk dat klager tot aan het faillissement in de door hem meegenomen zaken had verricht. Enerzijds had klager in verband met dat werk reeds zijn maandelijkse fee ontvangen, anderzijds was dat werk ook begrepen in de toevoegingsuitkering. De veronachtzaming van de regel dat de Raad voor Rechtsbijstand die gelden slechts aan de behandelend advocaat uitkeert, vormt dan ook slechts een formele onjuistheid in het handelen van verweerster. Toen zij op die onjuistheid werd gewezen heeft verweerster de uitbetalingsregels van de Raad voor Rechtsbijstand alsnog gerespecteerd.
4.5 Aan de raad is niet gebleken van onjuistheden in het faillissementsverslag.
4.6 Het enkele feit dat verweerster in het verleden samen met de huidige deken lid is geweest van de raad van toezicht behoefde haar niet te belemmeren om met diens kantoor afspraken te maken over overname van pakketten dossiers en medewerkers van het failliete kantoor. Aan de raad is niet gebleken dat in relatie tot klager van benadeling sprake is geweest.
4.7 Ook in deze verzetzaak is niet (voldoende) gebleken dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld jegens klager, in verband met de afspraken die zij met diverse advocatenkantoren heeft gemaakt tot overname van zaken. Dat zij niet op dezelfde condities met klager heeft willen contracteren als met andere kantoren, is door haar afdoende verklaard, terwijl de juistheid van hetgeen klager daartegenin heeft gebracht, niet is komen vast te staan.
4.8 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. F.L.M. Broeders, W.H. Kesler, C.W.J. Okkerse en P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van
17 augustus 2015.
griffier voorzitter