Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-08-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:194

Zaaknummer

15-44

Inhoudsindicatie

Klacht dat verweerder zonder uitnodiging van klager en diens advocaten op bezoek is gegaan bij klager in de penitentiaire inrichting  waar hij in voorlopige hechtenis zat, zich daar tegenover klager laatdunkend over zijn advocaten heeft uitgelaten, en klager ongevraagd heeft geadviseerd over de tegen klager lopende strafzaak en de mogelijke uitkomst daarvan. Gegrond. Raad verwerpt verweer dat iemand uit kring van klager tegenover verweerder zorgen had geuit over de kwaliteit van klagers advocaten. Ook als het er verweerder niet om te doen was dat klager zich voor verdere bijstand tot zijn kantoor zou wenden, had hij zich er van bewust dienen te zijn dat hij met zijn bezoek en het achter laten van zijn kaartje bij klager die indruk heeft gewekt. Verweerders gedragslijn vormt een ernstige schending van de gedragsregels. Wanneer een dergelijke gedragslijn aanvaard zou worden zou de vertrouwensrelatie tussen advocaat en cliënt permanent onder druk staan. Dat is primair in strijd met het belang van de justitiabelen en secundair in strijd met het belang van de advocatuur. De vrijheid en onafhankelijkheid van de beroepsuitoefening komen dan in gevaar.

Uitspraak

Beslissing van 17 augustus 2015

in de zaak 15-44

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [A],

klager sub 1,

en

mr. [B] en

mr. [C],

klagers sub 2,

klagers

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 20 maart 2015 met kenmerk 14-0284, door de raad ontvangen op 23 maart 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [Y] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 juni 2015 in aanwezigheid van zowel klagers als verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de hiervoor onder 1.1 genoemde aanbiedingsbrief van de deken met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager sub 1 is verdachte in een grote strafzaak met veel publicitaire aandacht. In september 2014 verbleef hij in voorlopige hechtenis in de PI [P]. Hij werd en wordt bijgestaan door klagers sub 2 als zijn raadslieden.

2.3    Op 12 september 2014 heeft verweerder klager sub 1 ongevraagd in de penitentiaire inrichting bezocht. Verweerder heeft toen met klager sub 1 besproken dat klagers sub 2 blijkens de website van hun kantoor geen gespecialiseerde strafrechtadvocaten zijn en hem gezegd dat hij in een zaak als deze rekening moest houden met TBS. Verweerder heeft zijn kaartje bij klager sub 1 achter gelaten.

2.4    Bij brief van 18 september 2014 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a)    zonder uitnodiging van klager sub 1 en zonder overleg met klagers advocaten (klagers sub 2) op bezoek is gegaan bij klager sub 1 in de penitentiaire inrichting  waar hij in voorlopige hechtenis zat;

b)    zich tijdens dat bezoek tegenover klager sub 1 laatdunkend over klagers sub 2 heeft uitgelaten;

c)    klager sub 1 ongevraagd heeft geadviseerd over de tegen klager lopende strafzaak en de mogelijke uitkomst daarvan;

d)    heeft gehandeld in strijd met regel 17 van de Gedragsregels, waaruit voortvloeit dat advocaten dienen te streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen.

3.2    Volgens klagers heeft verweerder tijdens voornoemd bezoek gesuggereerd dat klagers sub 2 een strafzaak van deze omvang niet aan  kunnen. Zij zouden de zaak primair hebben aangenomen omwille van de daaraan verbonden publiciteit en het geld. Ook heeft verweerder volgens klagers gezegd dat hij op basis van het dossier dat hij had gelezen dacht dat klager sub 1 toch zeker 13 jaar gevangenisstraf plus TBS boven het hoofd hing, iets wat verweerder volgens klagers sub 2 alleen gebaseerd kan hebben op berichten in de media.

3.3    Verweerder heeft aan klager sub 1 zijn visitekaartje gegeven. Hij heeft hem daarbij gezegd het gesprek tussen hen voor zijn advocaten geheim te houden omdat, zoals klager wel zou begrijpen, het helemaal niet mocht wat hij deed.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft erkend dat hij klachtwaardig heeft gehandeld door zonder vooroverleg met klagers sub 2 bij klager sub 1 op bezoek te gaan. Hij ontkent echter dat het hem erom te doen was de zaak over te nemen. Hij begrijpt wel dat die indruk bij klager sub 1 is ontstaan.

4.2    Verweerder is tot het bezoek gekomen door een anoniem telefoontje van iemand uit de kring van klagers ex-echtgenote, die zich zorgen maakte over de kwaliteit van klagers advocaten. Hij vond het voortspruiten uit de door hem afgelegde advocateneed om rechtzoekenden te waarschuwen wanneer zij in belangrijke zaken mogelijkerwijze niet de maximale rechtsbijstand krijgen.

4.3    Verweerder ontkent  er bij klager sub 1 op aan te hebben gedrongen niet met klagers sub 2 over het bezoek te spreken.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    De raad behandelt hieronder de verschillende klachtonderdelen gezamenlijk, gelet op hun onderlinge samenhang .

5.3    Wetend dat klager sub 1 werd bijgestaan door klagers sub 2 had verweerder klager sub 1 niet zonder vooroverleg met zijn advocaten mogen bezoeken. Dat is zowel jegens klager sub 1 als jegens klagers sub 2 in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Jegens klager sub 1 alleen al omdat het bezoek onaangekondigd was en klager sub 1 niet heeft kunnen overdenken of hij wel bezoek van verweerder wilde krijgen, jegens klagers sub 2 omdat die erop moeten kunnen vertrouwen dat hun cliënt niet zonder vooroverleg met hen door collega-advocaten benaderd wordt met de suggestie dat zij niet de juiste advocaat zijn voor deze cliënt.

5.4    Die suggestie heeft verweerder gebaseerd op de tekst van de website van het kantoor waaraan klagers sub 2 zijn verbonden. Een dergelijke tekst is echter niet zonder meer maatgevend  voor de daadwerkelijke kennis en vaardigheden van een advocaat. Wanneer verweerder zich om welke reden dan ook werkelijk zorgen maakte over de kwaliteit van de aan klager sub 1 verleende bijstand, al dan niet daartoe door een anonieme beller aangezet, dan had hij zich met vragen daarover (eerst) tot klagers sub 2 of tot de deken dienen te wenden.

5.5    Ook als het er verweerder niet om te doen was dat klager sub 1 zich voor verdere bijstand tot zijn kantoor zou wenden, had hij zich er van bewust dienen te zijn dat hij met zijn bezoek en het achter laten van zijn kaartje bij klager sub 1 die indruk heeft gewekt. Verweerder heeft daarmee miskend hoe verwarrend dat voor klager sub 1 moet zijn geweest en hoezeer verstorend dat op de vertrouwensrelatie tussen hem en klagers sub 2 kan hebben doorgewerkt.

5.6    Dat verweerder zich tegenover klager sub 1 ongevraagd heeft uitgelaten over de mogelijke uitkomst van de strafzaak is eveneens in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, zeker wanneer dat gebeurt op basis van informatie die verweerder alleen uit de media kan hebben geput.

5.7    De raad acht de door verweerder gevolgde gedragslijn een ernstige schending van de gedragsregels. Wanneer een dergelijke gedragslijn aanvaard zou worden zou de vertrouwensrelatie tussen advocaat en cliënt permanent onder druk staan. Dat is primair in strijd met het belang van de justitiabelen en secundair in strijd met het belang van de advocatuur. De vrijheid en onafhankelijkheid van de beroepsuitoefening komen dan in gevaar. In het nadeel van verweerder telt hier dat hij, naar eigen zeggen, zijn handelen tevoren aan zijn patroon heeft voorgelegd en deze hem dat handelen heeft ontraden, doch dat verweerder die raadgeving in de wind heeft geslagen.

5.8    Het geheel overziend is de raad van oordeel dat de klacht in al zijn onderdelen gegrond is.

6    MAATREGEL

6.1    De ernst van verweerders handelen, zoals hiervoor omschreven, rechtvaardigt in beginsel de maatregel van berisping. De raad volstaat echter met oplegging van de hierna te noemen maatregel omdat verweerder ten tijde van het bezoek nog stagiaire was en hij ter zitting er blijk van heeft  gegeven de klachtwaardigheid van zijn handelen in te zien en heeft verklaard dergelijk handelen niet te zullen herhalen.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klacht in zijn geheel gegrond.

Legt aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. F.L.M. Broeders, W.H. Kesler, C.W.J. Okkerse en P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van

17 augustus 2015.

griffier    voorzitter