Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-03-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:54

Zaaknummer

16-150/DB/LI

Inhoudsindicatie

Klacht in hoedanigheid van deken op gebrukelijke wijze en zorgvuldige wijze afgehandeld. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 23   maart 2016

in de zaak 16-150/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

                                   

klager

 

 

tegen:

 

                  

 

verweerster

 

 

Klager heeft op 27 augustus 2015 een klacht ingediend tegen verweerster. Omdat verweerster deken is van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant heeft de voorzitter van het Hof van Discipline ingevolge het bepaalde in artikel 46c lid 5 van de Advocatenwet bij beslissing van 18 september 2015 de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg aangewezen om de klacht te onderzoeken.

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg van 17 februari 2016 met kenmerk K15-100, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1       Klager heeft op 11 augustus 2008 bij de toenmalige deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, een klacht ingediend tegen mr. X. Daarnaast had mr. X een verzoek gedaan om begroting van zijn declaraties gericht aan klager.

1.2       De declaraties van mr. X zijn bij beslissing van 14 december 2009 door de Raad van Toezicht goedgekeurd. De toenmalige deken heeft de klacht van 11 augustus 2008 onderzocht en op 6 juli 2009 een dekenstandpunt t.a.v. de klachtonderdelen 1 t/m 5 ingenomen. Klager heeft vervolgens verzocht de klachtdoor te zenden aan de Raad van Discipline. De raad heeft bij beslissing van 29 november 2010 de klachtonderdelen 1 t/m 5 ongegrond verklaard en klachtonderdeel 6 voor nader onderzoek terugverwezen naar de deken. Het Hof van Discipline heeft voormelde beslissing van de raad bij beslissing van 12 december 2011 bekrachtigd. Verweerster heeft vervolgens nader onderzoek verricht naar klachtonderdeel 6 en ter zake op 24 januari 2011 haar dekenstandpunt aan klager bericht. Klager heeft ook deze klacht aan de raad van discipline voorgelegd. De raad heeft bij beslissing van 7 juni 2011 klachtonderdeel 6 ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing is geen appel ingesteld.

1.3       Klager heeft op 29 oktober 2014 opnieuw een klacht tegen mr. X ingediend. Verweerster heeft deze klacht van klager onderzocht en op 23 januari 2015 haar dekenstandpunt aan klager bericht. De klacht is op verzoek van klager doorgezonden aan de raad van discipline. De voorzitter van de raad heeft de klacht bij beslissing dd. 24 februari 2015 kennelijk ongegrond verklaard. Het door klager tegen deze beslissing ingestelde verzet is bij beslissing van de raad van 29 juni 2015 als niet tijdig ingediend niet-ontvankelijk verklaard.

1.4       Klager heeft op 27 augustus 2015 een klacht ingediend over de wijze waarop verweerster zijn klachten tegen mr. X heeft behandeld.

 

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 

verweerster de klachten van klager tegen mr. X niet juist heeft onderzocht en beoordeeld.

 

 

 

 

3             BEOORDELING

 

3.1      Ingevolge het bepaalde in artikel 46g lid 1 sub a wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien deze is ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop klager heeft kennis genomen of redelijkerwijs kennis had kunnen nemen van het handelen of nalaten waarop de klacht betrekking heeft. Op grond hiervan kan klager niet ontvangen worden in zijn klacht voor zover deze betrekking heeft op de behandeling van zijn klacht van 11 augustus 2008, in welke klachtzaak de behandeling door de deken is afgesloten met het dekenstandpunt zoals door verweerster bij brief van 24 januari 2011 aan klager is bericht. Nu klager zich pas op 27 augustus 2015 hierover beklaagt is de termijn zoals bedoeld in artikel 46 g lid 1 sub a verstreken en zal de voorzitter dit gedeelte van de klacht niet-ontvankelijk verklaren.

 

3.2      Voor zover de klacht betrekking heeft op het onderzoek van verweerster naar de klacht van klager van 29 oktober 2014 heeft klager zijn klacht tijdig ingediend en kan hij daarin worden ontvangen.

 

3.3      De klacht heeft betrekking op werkzaamheden van verweerster in haar hoedanigheid van deken. De voorzitter stelt voorop dat het advocatentuchtrecht beoogt een goede beroepsuitoefening door advocaten te waarborgen. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, zoals die van deken, zal in het algemeen slechts dan sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden, wanneer hij  zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt dan wel misdraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd.

 

3.4      Verweerster heeft de klacht tegen mr. X op de gebruikelijke wijze onderzocht en afgehandeld. Dat klager zich niet kon verenigen met het standpunt van verweerster betekent niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klager is in de gelegenheid gesteld de klacht door te laten sturen naar de raad van discipline, van welke mogelijkheid klager ook gebruik heeft gemaakt.

 

3.5      Nu uit de aan de raad overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerster zich in haar hoedanigheid van deken zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is ondermijnd, zal de voorzitter de klacht voor zover deze ter beoordeling aan de voorzitter voorligt, met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet beslissen dat de klacht kennelijk ongegrond is.

 

 

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

verklaart de klacht voor zover deze betrekking heeft op de wijze waarop verweerster de klacht van klager van 11 augustus 2008 heeft behandeld op grond van het bepaalde in artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk

en

beslist met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet dat de klacht voor het overige kennelijk ongegrond is.

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans- van Opstal, als griffier op  23  maart 2016

 

 

Griffier                                            Voorzitter

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 maart 2016

 

verzonden aan:

-    klager 

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

 

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is:

088-2053737

 

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.