Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-03-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2016:53
Zaaknummer
15-482/DB/LI
Inhoudsindicatie
Niet tijdig gronden van beroep ingediend, wat heeft gelid tot niet-ontvankelijkheid van beroep. Klaagster niet geïnformeerd op de mogelijkheid van het aanwenden van een rechtsmiddel tegen de beslissing tot niet-ontvankelijkheid en om onafhankelijk advies in te winnen. Aansprakelijkstelling niet direct doorgeleid naar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.
Inhoudsindicatie
Klacht gegrond. Voorw. schorsing 2 weken , proeftijd 2 jaar, verkorting termijn art 8a lid 3 tot 5 jaar.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 7 maart 2016
in de zaak 15-482/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 5 april 2015 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 22 oktober 2015 met kenmerk K15-033 , door de raad ontvangen op 23 oktober 2015 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 januari 2016 in aanwezigheid van klagers en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken dd. 22 oktober 2015, met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerder heeft op 14 juli 2015 namens klagers tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 4 juni 2014 pro forma hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een termijn voor het aanvullen van de gronden. De Raad van State heeft bij brief dd. 15 juli 2014 een termijn verleend tot 12 augustus 2014 voor het aanvullen van de gronden van het hoger beroep. Verweerder heeft op 7 augustus 2014 om uitstel verzocht. De Raad van State heeft op 8 augustus 2014 uitstel verleend tot 9 september 2014. Verweerder heeft op 8 september 2014 verlenging van de termijn met een week gevraagd. De Raad van State heeft bij brief dd. 8 september 2014 van State een uitstel verleend tot 15 september 2014.
2.2 Verweerder heeft per fax dd. 16 september 2014 de gronden voor beroep ingediend. De Raad van State heeft bij beslissing dd. 30 september 2014 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet tijdig indienen van de gronden van hoger beroep.
2.3 Klagers hebben verweerder bij brief dd. 4 november 2014 aansprakelijk gesteld voor de door hen geleden en nog te lijden schade. Bij brief dd. 18 december 2014 heeft mr. X verweerder verzocht de aansprakelijkstelling door te geleiden naar zijn aansprakelijkheidsverzekeraar. Verweerder heeft de aansprakelijkstelling in april 2015 doorgeleid aan zijn verzekeraar.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder een termijn voor het indienen van gronden van beroep ongebruikt heeft laten verstrijken, waardoor klagers niet-ontvankelijk zijn verklaard in het ingestelde hoger beroep;
2. verweerder klagers niet aanstonds over de niet-ontvankelijk verklaring heeft geïnformeerd;
3. verweerder heeft nagelaten de aansprakelijkstelling te melden bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft 9 september 2014 telefonisch contact opgenomen met de Raad van State met de vraag of het op 8 september 2014 gevraagde uitstel was verleend, hetgeen door een medeweker van de Raad van State werd bevestigd. Verweerder heeft vervolgens de datum van 16 september 2014 in zijn agenda genoteerd. Toen enige dagen later bleek dat partijen niet tot een regeling waren gekomen, heeft verweerder de aanvullende gronden per fax dd. 16 september 2014 aan de Raad van State toegezonden.
4.2 De Raad van State had bij brief van 8 september 2014 slechts tot 15 september 2014, derhalve slechts 6 dagen, uitstel verleend. Verweerder is dit verschil om onverklaarbare reden ontgaan. Dit betekent dat de op 16 september 2014 verzonden aanvullende gronden niet tijdig waren ingediend.
4.3 Verweerder heeft klagers direct na ontvangst van de uitspraak van de Raad van State dd. 30 september 2014 gebeld en hen op de hoogte van de uitspraak gebracht.
4.4 Verweerder heeft door privéomstandigheden de aansprakelijkstelling niet direct doorgeleid naar zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.
5 BEOORDELING
5.1 Vast staat dat verweerder niet binnen de daartoe door de Raad van State gestelde termijn gronden van beroep heeft ingediend, wat heeft geleid tot niet-ontvankelijkverklaring door de Raad van State van het door klagers in gestelde beroep tegen de beslissing van de rechtbank dd. 4 juni 2014.
5.2 Voorts is uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht gebleken dat verweerder klagers op 1 oktober 2014 telefonisch heeft geïnformeerd over de niet-ontvankelijkverklaring, maar dat hij geen afschrift van de beslissing van de Raad van State dd. 30 september 2014 aan klagers heeft toegestuurd en dat hij klagers niet heeft gewezen op de mogelijkheid van verzet tegen de beslissing van de Raad van State noch op de mogelijkheid om advies in te winnen bij een andere advocaat. Van een advocaat die bemerkt dat hij tekort is geschoten in de behartiging van de belangen van zijn cliënt mag worden verwacht dat hij zijn cliënt daarvan op de hoogte stelt en hem, zo nodig, adviseert onafhankelijk advies te vragen. Verweerder is hierin tekort geschoten, wat hem tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. Verweerder heeft weliswaar op 27 en 30 oktober 2014 gesprekken met klagers gevoerd, maar deze hadden vooral betrekking op de financiële situatie van klagers. De raad zal op grond van het bovenstaande de onderdelen 1 en 2 van de klacht gegrond verklaren.
5.3 Ten aanzien van het derde klachtonderdeel overweegt de raad dat van een advocaat mag worden verwacht dat hij een aansprakelijkstelling aanstonds doorgeleidt naar zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Verweerder heeft niet aangetoond dat hij de aansprakelijkstelling door klagers, zoals hij ter zitting tegenover de raad heeft verklaard, reeds in januari 2015 aan zijn verzekeraar heeft doorgeleid. Vast staat dat verweerder de aansprakelijkstelling in april 2015, nadat klagers zich met een klacht tot de deken hadden gewend, aan zijn verzekeraar heeft doorgeleid. Aldus heeft verweerder niet de voortvarendheid betracht die van hem verwacht mocht worden.
6 MAATREGEL
6.1 Vast is komen te staan dat verweerder nadat hij had bemerkt dat hij was tekortgeschoten in de behartiging van de belangen van klagers, heeft volstaan met de mededeling aan klagers dat het beroep niet-ontvankelijk was verklaard. Verweerder heeft daarna niet actief gehandeld en klagers niet gewezen op de mogelijkheden die hun op dat moment nog ter beschikking stonden, waaronder het aanwenden van een rechtsmiddel.
6.2 Gelet op de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, de daaraan voor klagers verbonden gevolgen en het tuchtrechtelijk verleden van verweerder is de raad van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere dan de hierna op te leggen maatregel.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1. Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klagers betaalde griffierecht aan hen vergoeden.
7.2. De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klagers in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50 aan reiskosten.
7.3 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken op,
- bepaalt dat de opgelegde schorsing niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder binnen de hierna te vermelden proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;
- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klagers
- veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten van EUR 50,00 aan klagers
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten;
- bepaalt dat de in artikel 8a, derde lid, van de Advocatenwet bedoelde termijn wordt verkort tot 5 jaar
Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek en U.T. Hoekstra, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 maart 2016 .
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 7 maart 2016
verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl