Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-03-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:52

Zaaknummer

15-275/DB/LI

Inhoudsindicatie

Niet komen vast te staan dat verweerder de aan hem verstrekte opdracht niet naar behoren zou hebben uitgevoerd.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch

van 21 maart 2016

in de zaak 15-275/DB/LI

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline van 9 september 2015 op de klacht van:

 

 

 

 

klager

 

tegen:

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 11 augustus 2015 met kenmerk K15-025 , door de raad ontvangen op 17 augustus 2015 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 9 september 2015 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 14 september 2015 is verzonden aan klager.

1.3      Bij brief van 13 oktober 2015 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 18 januari 2016. Zowel klager als verweerder hebben aangegeven niet ter zitting aanwezig te zullen zijn. Van de behandeling is geen proces-verbaal opgemaakt.

1.5      De raad heeft kennis genomen van:

-       het verzetschrift van 13 oktober 2015 met bijlage ;

-       de nagekomen brief van klager van 23 december 2015;

-       de nagekomen brief van verweerder van 7 januari 2016.

 

2          FEITEN EN KLACHT

2.1     Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

 

3          VERZET

3.1      Het verzet houdt in dat verweerder wel degelijk niet aan de opdracht heeft voldaan en in de procedure mogelijkheden heeft laten liggen.

 

3.2      Ter toelichting voert klager aan dat verweerder geen antwoord heeft kunnen geven op datgeen wat hij niet is nagekomen. Verweerder heeft beaamd dat hij niet bij machte is om de klacht van klager opgelost te krijgen. Klager heeft aanzienlijke schade geleden en daarmee is door de deken ten onrechte geen rekening gehouden.

 

4          BEOORDELING

4.1      Klager verwijt verweerder dat verweerder de aan hem verstrekte opdracht niet heeft uitgevoerd. Uit de aan de raad ter beschikking gestelde stukken blijkt dat verweerder in de periode van oktober 2012 tot en met oktober 2014 werkzaamheden voor klager heeft verricht. Zo heeft verweerder onder andere de door klager gewenste procedure aanhangig gemaakt en klager in die procedure vertegenwoordigd. Verweerder heeft derhalve de overeengekomen werkzaamheden wel degelijk verricht.

4.2      Uit het dossier blijkt bovendien dat verweerder in het verleden, onder andere in zijn brieven van 8 april 2013 en 4 juli 2013 heeft aangegeven dat hij vermoedde dat er sprake was van een vertrouwensbreuk. Klager heeft daarop echter geantwoord dat daarvan geen sprake was en heeft verweerder nadrukkelijk verzocht om zijn werkzaamheden te hervatten c.q. voort te zetten. Indien klager daadwerkelijk van menig was dat verweerder de aan hem verstrekte opdracht niet zou uitvoeren, dan had klager verweerder nimmer de opdracht gegeven om zijn werkzaamheden voort te zetten. De raad is dan ook van oordeel dat verweerder zich behoorlijk van zijn taken heeft gekweten.

4.3      De raad is voorts van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

4.4      Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen, is geen sprake van nieuwe feiten  en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard.

4.5      Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

                        BESLISSING

De raad van discipline: verklaart het verzet ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door m r. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. L.J.G. de Haas, E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 maart 2016.

 

 

griffier                                                               voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 21 maart 2016

 

verzonden aan:

-     klager

-     verweerder

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

 

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.