Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:205

Zaaknummer

15-471

Inhoudsindicatie

klacht tegen advocaat wederpartij wordt door de voorzitter als kennelijk ongegrond afgewezen, want verweerder mocht afgaan op de juistheid van het standpunt van zijn cliënten. Geen intimidatie of bedreiging.

Uitspraak

Beslissing van 11 november 2015

in de zaak 15-471

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [naam]

[adres]

klager

tegen

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 14 oktober 2015 met kenmerk RvT 15-0105/TRC/ml, door de raad ontvangen op 15 oktober 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken (bijlagen 1 tot en met 4).

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Tussen klager en zijn buren bestaat al enige tijd een conflict. Tijdens de jaarwisseling 2014/2015 is het tot een handgemeen gekomen. Klager heeft aangifte van mishandeling gedaan tegen de buren.

1.3    Verweerster heeft op 29 januari 2015 en op 10 februari 2015 namens de buren, haar cliënten, brieven aan klager geschreven, welke brieven in afschrift aan deze beslissing zijn gehecht.

1.4    De strafzaak van klager tegen de buren heeft op 2 april 2015 gediend. De rechtbank heeft de zaak aangehouden in verband met mediation.

1.5    Bij brief van 9 maart 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    aan klager een dreigende en intimiderende brief te schrijven;

b)    zich onnodig grievend jegens klager uit te laten;

c)    onvoldoende distantie ten toon te spreiden.

3    VERWEER

Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerster bij de bespreking van de klachtonderdelen aan de orde.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Het tuchtrecht dient niet ter beknotting van die vrijheid. Die vrijheid is echter niet absoluut, doch vindt onder meer beperking hierin, dat de advocaat zich in of buiten rechte niet hetzij schriftelijk hetzij mondeling onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij van zijn cliënt. Deze beperking van de vrijheid van de advocaat strekt niet alleen ter bescherming van de wederpartij die zich gegriefd zou kunnen voelen door bepaalde uitlatingen, maar is in onze democratische samenleving dringend noodzakelijk in het belang van een behoorlijke rechtsbedeling, waarin de advocaat binnen en buiten het hem toegekende procesmonopolie een wezenlijke rol vervult. Dat belang is erbij gebaat dat ook in conflicten waarbij de emoties hoog oplaaien op waardige wijze en op zakelijke toon wordt gedebatteerd.

4.3    Naar het oordeel van de voorzitter zijn deze grenzen niet overschreden door verweerster. De advocaat mag (en zoals verweerster  terecht opmerkt: moet) partijdig zijn. De advocaat mag daarbij in beginsel afgaan op de feiten die de cliënt stelt. Van een advocaat kan bezwaarlijk verlangd worden dat deze bij schriftelijke uitlatingen aan de wederpartij (telkens) afstand neemt van het standpunt van de cliënt wat betreft de feiten. De mededeling van verweerster dat aangifte zal worden gedaan wanneer de wederpartij bepaald – door haar cliënten beweerd - strafbaar gedrag jegens hen niet staakt, is in deze context evenmin een overschrijding. Daarbij merkt de voorzitter op dat verweerster louter een opsomming geeft van de feiten die volgens haar cliënten hebben plaatsgevonden, zonder daar kwalificaties aan te verbinden en dat in haar brief van 29 mei 2015 tegelijk wordt verzocht om deelname aan mediation. 

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter:

wijst de klacht af.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus,  plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 11 november 2015.

griffier    voorzitter