Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-03-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:77

Zaaknummer

15-155NH

Inhoudsindicatie

Verzet. Klacht tegen advocaat wederpartij. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 14 maart 2016

in de zaak 15-155NH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 12 november 2015 op de klacht van:

 

klaagster

tegen:

  

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 2 december 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 24 juli 2015 met kenmerk td/np/14-423, door de raad ontvangen op 27 juli 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij brief van 18 augustus 2015 heeft de griffier van de raad de deken verzocht een nadere schriftelijke ronde in te lassen. Bij brief van 9 oktober 2015 met kenmerk td/np/14-423, door de raad ontvangen op 13 oktober 2015, heeft de deken het aangevulde dossier – bestaande uit de stukken, genummerd 24 tot en met 31 – aan de raad toegestuurd.

1.4 Bij beslissing van 12 november 2015 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op  13 november 2015 is verzonden aan klaagster.

1.5 Bij brief van 27 november 2015, door de raad ontvangen op 27 november 2015, heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.6 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 18 januari 2016 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft de griffier van de raad voorafgaand aan de zitting bericht niet te zullen verschijnen.

1.7 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift met bijlagen van klaagster van 27 november 2015.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2 De voorzitter heeft overwogen dat het aan klaagster is om “handen en voeten te geven aan haar stelling dat verweerder jegens haar als wederpartij de (...) genoemde grenzen heeft overschreden”. De voorzitter stelt daarmee dat klaagster haar standpunten niet (voldoende) heeft onderbouwd. Daarbij is als verdere motivering genoemd dat klaagster (bijvoorbeeld) niet heeft onderbouwd dat verweerder haar belangen heeft geschaad zonder dat de belangen van zijn cliënt daarbij waren gediend. Klaagster heeft voornoemde klacht echter wel degelijk onderbouwd. Bovendien heeft klaagster bij brief van 27 maart 2015 concreet aangevuld waarom zij meent dat verweerder niet binnen de grens is gebleven die hij tegenover klaagster in acht had moeten nemen. Bij brief van 12 september 2015 heeft klaagster met verwijzing naar producties haar klachten onderbouwd. Klaagster kan zichdan ook niet verenigen met de overweging van de voorzitter dat “het dossier geen aanknopingspunten [bevat] voor de gedachte dat verweerder (...) niet de redelijke belangen van zijn eigen cliënt diende bij zijn optreden tegen klaagster. Klaagster is dan ook van mening dat deze ten onrechte zonder zitting bij voorzittersbeslissing is afgedaan.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De raad stelt vast dat het verzet zich niet richt tegen de kennelijk niet-ontvankelijkverklaring van klachtonderdelen a-2 en a-3 wegens gebrek aan eigen belang. Het verzet richt zich ook niet tegen de kennelijk ongegrondverklaring van klachtonderdelen b) en c). Het verzet richt zich enkel tegen de kennelijk ongegrondverklaring van klachtonderdelen a-1 en a-4., te weten dat verweerder zijn eigen belang (het betaald krijgen van zijn declaraties) heeft laten prevaleren boven dat van klaagster door onnodig werk te verzetten waardoor voor klaagster onnodige kosten  ontstonden

4.3 De raad stelt voorop dat klaagster geen belang meer heeft bij de behandeling van  haar verzetgrond dat de zaak ten onrechte is afgedaan bij een voorzittersbeslissing zonder hoor en wederhoor. Immers thans is er een mondelinge behandeling geweest waarbij klaagster is gehoord.

4.4 De raad is verder van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klachtonderdelen a-1 en a-4 terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De raad overweegt hierbij dat het op de weg van klaagster had gelegen om niet te volstaan met het inbrengen van eerder door haar ingebrachte stukken, maar om concrete verzetgronden aan te voeren. Dat heeft zij niet gedaan. Ook in de spreekaantekeningen van klaagster voor de zitting heeft zij niet concreet aangegeven op welke wijze verweerder bij zijn optreden jegens klaagster niet de redelijke belangen van zijn eigen cliënt heeft gediend. En voor zover zij dat wel heeft gedaan (het veelvuldig vragen van uitstel door verweerder en het sluiten van een overeenkomst waardoor een deal tussen de cliënt van verweerder en klaagster niet tot stand kwam) heeft de voorzitter terecht geoordeeld dat verweerder hierdoor niet zijn grote vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen heeft overschreden.

4.5 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. S. van Andel, C.C. Oberman, P. van Lingen en R. Lonterman, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 maart 2016.

Griffier Voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 maart 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.